Uitspraak Nº 201606958/1/R2. Raad van State, 2017-11-08

ECLIECLI:NL:RVS:2017:3004
Docket Number201606958/1/R2
Date08 Noviembre 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201606958/1/R2.

Datum uitspraak: 8 november 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. Stichting Supermarktfonds III, Super Winkel Fonds NV, beide gevestigd te Amsterdam, Ahold Europe Real Estate & Construction BV, gevestigd te Zaandam, [appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G] en Kapsalon La Beauté, wonend, respectievelijk gevestigd te Oostburg, gemeente Sluis (hierna Supermarktfonds III en anderen),

2. Lidl Nederland GmbH, gevestigd te Huizen,

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Sluis,

2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2016 heeft de raad de coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) van toepassing verklaard op de voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan "Supermarkt Langestraat Oostburg" en een omgevingsvergunning voor het bouwen van een supermarkt aan de Langestraat 1 te Oostburg (hierna: het coördinatiebesluit).

Bij besluit van 14 juli 2016 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld.

Bij besluit van 14 juli 2016 heeft het college aan [vergunninghoudster] de omgevingsvergunning verleend.

Tegen deze besluiten hebben Supermarktfonds III en anderen en Lidl beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

Supermarktfonds III en anderen, Lidl en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2017, waar Supermarktfonds III en anderen, vertegenwoordigd door mr. H. Koolen en mr. A. Franken van Bloemendaal, beiden advocaat te Amsterdam, Lidl, vertegenwoordigd door mr. C.F. Geerdes, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door drs. A.J.L. Mein, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J. IJdema, advocaat te Middelburg, bijgestaan door ing. R.G.M. Louwes, drs. J.H.M. Seerden en drs. J.M. van Riet, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, gehoord.

De Afdeling heeft het onderzoek heropend teneinde Supermarktfonds III en anderen en Lidl in de gelegenheid te stellen nader te reageren op het verweerschrift.

Supermarktfonds III en anderen en Lidl hebben een reactie ingediend. De raad en het college hebben daarop gereageerd. De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 2 oktober 2017 waar partijen als voornoemd, bijgestaan door hun advocaat en deskundigen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De bestreden besluiten voorzien in een vierde supermarkt in Oostburg ter plaatse van een bestaand parkeerterrein aan de Langestraat. Direct grenzend aan de supermarkt wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd. Appellanten zijn eigenaar respectievelijk exploitant van bestaande supermarkten in Oostburg, omwonenden en exploitant van een kapsalon aan de Langestraat. Zij stellen dat aan een vierde supermarkt geen behoefte bestaat en dat deze voorziening leidt tot een onaanvaardbare parkeer- en verkeerssituatie.

Kern en opzet van de uitspraak

2. De Afdeling oordeelt in deze uitspraak dat het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning enkele gebreken bevatten. Wegens deze gebreken zal zij het bestemmingsplan gedeeltelijk en de omgevingsvergunning geheel vernietigen. De Afdeling zal voorts op bepaalde punten gebruik maken van de mogelijkheden die de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) haar biedt om wat het bestemmingsplan betreft zelf in de zaak te voorzien en om de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning in stand te laten. Hiermee wordt een einde gemaakt aan het geschil. Supermarktfonds III en anderen en Lidl krijgen op een aantal punten dus gelijk, maar [vergunninghoudster] kan op grond van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning verder met de bouw van de supermarkt.

3. De Afdeling zal hieronder eerst de formele aspecten behandelen en vervolgens de beroepsgronden bespreken. Daarna concludeert zij onder 19 welke gebreken het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning bevatten. Vervolgens legt de Afdeling onder 20 uit waarom zij aanleiding ziet op een enkel punt zelf in de zaak te voorzien en voor het overige de rechtsgevolgen in stand te laten. De uitspraak eindigt met de beslissing.

Ontvankelijkheid

4. Het college, de raad en [vergunninghoudster] stellen dat onduidelijk is wie van Supermarktfonds III en anderen de baten, lasten en risico’s van het winkelpand van Albert Heijn aan de Torenweidelaan te Oostburg draagt en daarmee een rechtstreeks belang heeft bij de bestreden besluiten. Verder achten het college en de raad het niet aannemelijk dat Ahold Europe Real Estate & Construction BV als belegger de exploitatie voert van de supermarkt aan de Torenweidelaan.

4.1. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA0085) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende. Dit is bij bestemmingsplannen slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Het beroep van Supermarktfonds III en anderen is onder meer ingesteld door Stichting Supermarktfonds III, Super Winkel Fonds NV en Ahold Europe Real Estate & Construction BV. Ter zitting hebben Supermarktfonds III en anderen toegelicht dat Stichting Supermarktfonds Nederland III als juridisch eigenaar en Super Winkel Fonds NV als economisch eigenaar en verhuurder van een winkelpand aan de Torenweidelaan, waarin een supermarkt van Albert Heijn wordt geëxploiteerd, zich richten op hetzelfde marksegment en verzorgingsgebied als de eigenaar en verhuurder van de met het plan mogelijk gemaakte supermarkt op circa 500 m afstand. Volgens de toelichting kan niet worden uitgesloten dat als gevolg van de komst van een vierde supermarkt de verhuurbaarheid van het winkelpand nadelig zal worden beïnvloed.

Naar het oordeel van de Afdeling is daarmee voldoende onderbouwd dat zowel Stichting Supermarktfonds III, die als juridisch eigenaar van het winkelpand kan worden getroffen in een zakelijk recht, als Super Winkel Fonds NV, die als economisch eigenaar en verhuurder het risico van de verhuurbaarheid van het winkelpand draagt, een rechtstreeks belang hebben bij de bestreden besluiten.

Ahold Real Estate & Construction BV is volgens de niet bestreden toelichting ter zitting huurder en exploitant van het winkelpand en richt zich in die hoedanigheid eveneens op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de met het plan mogelijk gemaakte supermarkt. Zij vreest omzetverlies als gevolg van de bestreden besluiten. Daarmee heeft ook zij bij die besluiten een rechtstreeks belang. Dat de door haar gestelde huur van het winkelpand en de exploitatie van een supermarkt niet met name worden genoemd in de activiteiten van deze onderneming volgens het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel is onvoldoende om aan de juistheid van die stelling te twijfelen.

De conclusie is dat Stichting Supermarktfonds III, Super Winkel Fonds NV en Ahold Europe Real Estate & Construction BV ontvankelijk zijn in hun beroep.

5. Het college, de raad en [vergunninghoudster] stellen dat het beroep van Supermarktfonds III en anderen mede is ingediend door enkele bewoners en bedrijven aan de Langestraat die echter niet allemaal een zienswijze hebben ingediend over de ontwerpen van de bestreden besluiten.

5.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15, 3:16 van de Awb en artikel 3.31, derde lid, van de Wro wordt het ontwerp van het plan en van de omgevingsvergunning ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad en het college.

Volgens de gedingstukken is van [belanghebbende] een zienswijze ontvangen namens de bewoners van de Langestraat tegen het ontwerp van het plan. Van [appellant B] is een zienswijze ontvangen namens de bewoners van de Langestraat tegen het ontwerp van de omgevingsvergunning.

Met de bewoners van de Langestraat worden volgens een in het verweerschrift aangehaalde toelichting de bewoners bedoeld die op 22 februari 2016 bezwaar hebben gemaakt tegen het coördinatiebesluit over de voorbereiding en bekendmaking van het plan en de omgevingsvergunning. Gelet hierop moeten deze in het bezwaarschrift genoemde bewoners geacht worden een zienswijze tegen de ontwerpen van beide besluiten te hebben ingediend. De Afdeling stelt evenwel vast dat Kapsalon La Beauté, [appellant F] en [appellant G] in het bezwaarschrift niet worden genoemd. Dat betekent dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over de ontwerpen van de bestreden besluiten.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep, voor zover het is ingediend door Kapsalon La Beauté, [appellant F] en [appellant G], is niet-ontvankelijk.

Procedurele bezwaren

6. Lidl stelt dat het gemeentebestuur in strijd met de artikelen 3:43 en 3:44 van de Awb aan haar geen mededeling van de bestreden besluiten heeft gedaan. Aannemelijk is dat ook andere indieners van zienswijzen geen mededeling van de bestreden besluiten hebben ontvangen en daardoor de beroepstermijn hebben gemist.

Volgens Lidl is de omgevingsvergunning verleend voordat het bestemmingsplan is vastgesteld, zodat de omgevingsvergunning daar niet op kon worden gebaseerd.

Het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Ruimtelijk-economisch...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº ROT-19_00049 en ROT-19_00075. Rechtbank Rotterdam, 2020-11-18
    • Nederland
    • 18 Noviembre 2020
    ...nu de Afdeling op 8 november 2017 al constateerde dat een dergelijke overschrijding voor het menselijk oor niet waarneembaar is (ECLI:NL:RVS:2017:3004). Daarbij is de relatie tussen de voorkeursgrenswaarde en de binnenwaarde van groot belang. Hoewel de woning in 1954 is gebouwd, blijkt dat ......
  • Uitspraak Nº 201904125/1/R1. Raad van State, 2020-06-10
    • Nederland
    • 10 Junio 2020
    ...die bij recht zijn toegestaan, vallen daar niet onder. 5.4. Onder verwijzing naar de uitspraak van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3004, overweegt de Afdeling dat met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro in het bestemmingsplan de regel kan worden opg......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº ROT-19_00049 en ROT-19_00075. Rechtbank Rotterdam, 2020-11-18
    • Nederland
    • 18 Noviembre 2020
    ...nu de Afdeling op 8 november 2017 al constateerde dat een dergelijke overschrijding voor het menselijk oor niet waarneembaar is (ECLI:NL:RVS:2017:3004). Daarbij is de relatie tussen de voorkeursgrenswaarde en de binnenwaarde van groot belang. Hoewel de woning in 1954 is gebouwd, blijkt dat ......
  • Uitspraak Nº 201904125/1/R1. Raad van State, 2020-06-10
    • Nederland
    • 10 Junio 2020
    ...die bij recht zijn toegestaan, vallen daar niet onder. 5.4. Onder verwijzing naar de uitspraak van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3004, overweegt de Afdeling dat met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro in het bestemmingsplan de regel kan worden opg......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT