Uitspraak Nº 201607306/2/A2. Raad van State, 2019-12-04

ECLIECLI:NL:RVS:2019:4067
Docket Number201607306/2/A2
Date04 Diciembre 2019
CourtCouncil of State (Netherlands)

201607306/2/A2.

Datum uitspraak: 4 december 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak op de hoger beroepen van:

[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], allen wonend te Enkhuizen en [appellant F], wonend te [woonplaats], (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 16 augustus 2016 in zaak nr. 15/5877 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:427, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 18 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in het besluit van 26 november 2015 te herstellen en een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij beschikking 29 mei 2018 heeft de Afdeling de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot 26 juli 2018.

Bij besluit van 26 juni 2018 heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een tegemoetkoming in planschade opnieuw ongegrond verklaard.

[appellant] heeft een zienswijze ingediend.

[appellant] en het college hebben ieder nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2019, waar [appellant A] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door J. Eenkoren, vergezeld van mr. J.H.J. van Erk, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Inleiding

2. [appellant] is eigenaar dan wel pachter van verschillende kadastrale percelen, gezamenlijk plaatselijk bekend [locatie] te Enkhuizen (hierna ook: het perceel), waarop hij een agrarisch bedrijf exploiteert. Hij heeft bij aanvraagformulier van 19 februari 2014 verzocht om een tegemoetkoming in planschade ten gevolge van het op 10 december 2008 in werking getreden en ongeveer 26 augustus 2009 onherroepelijk geworden bestemmingsplan "Gommerwijk West-west" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan), omdat in dat plan aan zijn gronden een woonbestemming is gegeven terwijl die gronden in het voorheen geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Enkhuizen" uit 2001 (hierna: het oude bestemmingsplan) een agrarische bestemming hadden. [appellant] stelt ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan planologisch nadeel, bestaande uit waardedaling van het perceel en inkomensderving, te lijden.

Het college heeft het verzoek afgewezen. Het heeft die afwijzing in bezwaar gehandhaafd op basis van een door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) opgesteld advies van 30 september 2015.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college op dat SAOZ-advies mocht afgaan.

De tussenuitspraak van 7 februari 2018

3. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak het volgende overwogen. In het oude bestemmingsplan was het perceel van [appellant] bestemd als "Agrarische doeleinden met bebouwing" en "Agrarisch gebied". In het nieuwe bestemmingsplan is het perceel van [appellant] grotendeels bestemd als "Wonen - Uit te werken" en voor een klein gedeelte als "Wonen". De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college de uitwerkingsplicht en de uitwerkingsregels voor de bestemming "Wonen - Uit te werken" in artikel 6 van de regels van het nieuwe bestemmingsplan terecht niet bij de planvergelijking heeft betrokken. Dat betekent echter niet dat het in artikel 6 opgenomen bouwverbod niet bij de planvergelijking moet worden betrokken. Het betekent evenmin dat het wegbestemmen van het agrarisch gebruik van het perceel van [appellant] niet bij de planvergelijking moet worden betrokken. Voor zover [appellant] door het wegbestemmen van het agrarisch gebruik schade lijdt, moet die schade aan het nieuwe bestemmingsplan worden toegerekend.

Op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten is bij besluit van 25 juni 2002 op het perceel van [appellant] een tijdelijk voorkeursrecht gevestigd, dat nadien is verlengd en bij raadsbesluit van 19 februari 2008 voor onbepaalde tijd is gevestigd. Niet in geschil is dat de planologische verandering vanaf het besluit van 25 juni 2002 voor [appellant] voorzienbaar was. Het college heeft echter niet deugdelijk gemotiveerd dat van [appellant] vanaf die datum in redelijkheid kon worden verwacht dat hij van de nog bestaande bouwmogelijkheden op zijn perceel gebruik zou maken.

Het besluit van 26 juni 2018

4. Het college heeft aan het besluit van 26 juni 2018 een door de SAOZ opgesteld advies van mei 2018 ten grondslag gelegd. In dat advies is het volgende vermeld. Onder het oude bestemmingsplan mocht het perceel worden gebruikt voor de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Op het overgrote gedeelte van het perceel met de bestemming "Agrarisch gebied" waren alleen bij deze bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2 m toegestaan. Op het resterende gedeelte van het perceel, met een oppervlakte van ongeveer 9.600 m2, met de bestemming "Agrarische doeleinden met bebouwing" waren een dienstwoning, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen, waaronder kassen en andere glasopstand tot een maximale oppervlakte van 2.000 m2, bouwwerken geen gebouwen zijnde en onder andere mestopslag toegestaan. Tevens was op dit perceelgedeelte voor kamperen bij de boer maximaal 30 m2 aan sanitaire voorzieningen toestaan. Op grond van het nieuwe bestemmingsplan is op het perceelgedeelte met de nieuwe bestemming "Wonen" een burgerwoning toegestaan, die een grotere inhoud mag hebben dan de voorheen ter plaatse toegestane dienstwoning. De burgerwoning mag gedeeltelijk worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis. Bij de burgerwoning is een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan dan voorheen bij de dienstwoning was toegestaan. Het perceelgedeelte met de nieuwe bestemming "Wonen - Uit te werken" mag nu voor wonen in brede zin worden aangewend, maar mag niet worden bebouwd. Voor dit perceelgedeelte gaat het nu alleen "om gunstig gelegen, nader planologisch te bestemmen zogenoemde ruwe bouwgrond". Deze planologische wijzigingen vormen voor [appellant] een voordeel. De nieuwe bestemmingen hebben als planologisch nadeel dat op het perceel geen gebouwen voor de agrarische bedrijfsvoering meer mogen worden opgericht en dat de voorheen bestemde agrarische bedrijfsactiviteiten niet meer bij recht zijn toegestaan, maar alleen nog onder de werking van het overgangsrecht.

Volgens het SAOZ-advies moet bij het bepalen van de omvang van het planologisch nadeel en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT