Uitspraak Nº 201900234/1/V2. Raad van State, 2019-10-01
ECLI | ECLI:NL:RVS:2019:3333 |
Docket Number | 201900234/1/V2 |
Date | 01 Octubre 2019 |
Court | Council of State (Netherlands) |
201900234/1/V2.
Datum uitspraak: 1 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 december 2018 in zaak nr. NL18.10358 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover nu van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling komt uit Cuba en is transgender. De rechtbank heeft in aansluiting bij de uitspraken van de Afdeling van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2168, ECLI:NL:RVS:2018:2169 en ECLI:NL:RVS:2018:2170) overwogen dat op Cuba geen sprake is van groepsvervolging van LHBTI'ers en dat zij ook niet als groep het risico lopen op een behandeling als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de problemen die de vreemdeling heeft ondervonden, maken dat zij als individu gegronde vrees heeft voor vervolging, dan wel als individu een reëel risico loopt op ernstige schade.
2. De staatssecretaris klaagt in de eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het aan haar is om zich uit te laten over de vraag of wat de vreemdeling is overkomen vervolging en/of ernstige schade is en, zo ja, of er een link was met een vervolgingsgrond en of aannemelijk is dat de vreemdeling bij terugkeer naar Cuba opnieuw een gegronde vrees heeft voor vervolging, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Hij betoogt dat de rechtbank dit ten onrechte zelf heeft beoordeeld in plaats van de door hem verrichte beoordeling te toetsen.
2.1. Zoals de staatssecretaris terecht betoogt, is het niet aan de rechtbank om zelf de onder 2...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT