Uitspraak Nº 201902332/1/V1. Raad van State, 2019-09-16

ECLIECLI:NL:RVS:2019:3146
Date16 Septiembre 2019
Docket Number201902332/1/V1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201902332/1/V1.

Datum uitspraak: 16 september 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 februari 2019 in zaak nr. 18/8577 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 17 oktober 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, advocaat te Wageningen, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft partijen in de gelegenheid gesteld om nader schriftelijk te reageren op het arrest van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) van 13 maart 2019, C-635/17, E. t. Nederland, ECLI:EU:C:2019:192 (hierna: het arrest).

Hierop heeft de staatssecretaris een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader en de relevante overwegingen van het arrest van het Hof zijn opgenomen in de bijlagen, die deel uitmaken van deze uitspraak.

Inleiding

2. De vreemdeling stelt de Eritrese nationaliteit te hebben. Zij beoogt in het kader van nareis verblijf bij haar gestelde echtgenoot, referent, aan wie de staatssecretaris krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Ter onderbouwing van de aanvraag heeft zij de volgende documenten overgelegd: een kerkelijke huwelijksakte, een doopakte, een kopie van een UNHCR-voedselkaart, een kopie van een document van de Ethiopische Administration for Refugees Affairs en een overzicht van de telefonische gespreksgeschiedenis tussen haar en referent (hierna gezamenlijk: de overgelegde documenten). Niet in geschil is dat zij geen officiële identiteitsdocumenten heeft overgelegd.

De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat de vreemdeling met de overgelegde documenten haar identiteit, en daarmee ook de gestelde gezinsband met referent, niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook heeft hij geen aanvullend onderzoek aangeboden. Verder heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vreemdeling zich voor een beroep op artikel 8 van het EVRM moet wenden tot de reguliere procedure.

2.1. In hoger beroep ligt de vraag voor of de nieuwe vaste gedragslijn, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling van 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1508 en ECLI:NL:RVS:2018:1639, die de staatssecretaris hanteert in nareiszaken (hierna: de gedragslijn) in overeenstemming is met de overwegingen van het Hof in het arrest, over de eisen die de artikelen 5, tweede en vijfde lid, 11, tweede lid, en 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71, hierna: de richtlijn) stellen aan de wijze waarop een aanvraag in het kader van nareis moet worden beoordeeld. Het Hof heeft de gedragslijn niet kunnen betrekken bij de beantwoording van de prejudiciële vraag over artikel 11, tweede lid, van de richtlijn, doordat de verwijzingsuitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13124, dateert van vóór de gedragslijn.

2.2. Gelet op het zaaksoverstijgende karakter en de actualiteitswaarde van deze uitspraak, betrekt de Afdeling bij haar beoordeling ook wat over de gedragslijn vanaf 1 januari 2019 is neergelegd in paragraaf C1/4.4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), omdat enkele aspecten van de gedragslijn hierin nader zijn toegelicht. De Afdeling begrijpt de algemene overwegingen van het Hof bovendien zo dat zij niet slechts zien op omstandigheden als in de verwijzingsuitspraak, maar op nareiszaken in het algemeen. Waar de Afdeling in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2019:3147, ingaat op de betekenis van het arrest voor de beoordeling van een mvv-aanvraag voor gestelde pleegkinderen, staat in deze uitspraak de beoordeling van een mvv-aanvraag voor een gestelde huwelijkspartner centraal.

Volgorde van behandeling

3. De Afdeling zal hierna eerst de kern van de gedragslijn weergeven, waarna zij de verschillende aspecten van de gedragslijn zal vergelijken met de relevante overwegingen van het Hof. Aan de hand hiervan zal de Afdeling de vraag beantwoorden of de gedragslijn op zichzelf in overeenstemming is met wat het Hof in het arrest heeft overwogen. Vervolgens zal de Afdeling op basis hiervan de grieven bespreken.

De gedragslijn

4. Blijkens de gedragslijn betrekt de staatssecretaris, als een vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen officiële documenten over de gestelde familierelatie kan overleggen, maar wel één of meer onofficiële documenten over de gestelde familierelatie heeft overgelegd, deze onofficiële documenten bij zijn beoordeling. Deze documenten kunnen de staatssecretaris aanleiding geven om de desbetreffende vreemdeling aanvullend onderzoek aan te bieden. Hiervoor is in de eerste plaats vereist dat de onofficiële documenten die die vreemdeling over de gestelde familierelatie heeft overgelegd, substantieel bewijs zijn. In de tweede plaats is vereist dat die vreemdeling, als hij geen officiële documenten heeft overgelegd om zijn identiteit aan te tonen en stelt dat hij geen officiële identiteitsdocumenten kan overleggen, dit met een op de persoon toegespitste verklaring aannemelijk maakt óf substantieel bewijs van zijn identiteit in de vorm van één of meer onofficiële identiteitsdocumenten overlegt. Het overleggen van één onofficieel document is volgens de staatssecretaris in de regel onvoldoende voor het aannemelijk maken van de identiteit of de gestelde familierelatie. De staatssecretaris beoordeelt het geheel aan overgelegde documenten en afgelegde verklaringen en kent aan documenten die zijn opgesteld op basis van eigen verklaringen minder betekenis toe dan aan documenten die zijn gebaseerd op andere documenten of verklaringen. De staatssecretaris biedt echter geen aanvullend onderzoek aan als een contra-indicatie van toepassing is. De staatssecretaris verlangt niet dat een Eritrese vreemdeling zich alsnog tot de Eritrese autoriteiten wendt om, bijvoorbeeld, alsnog officiële documenten te verkrijgen (zie de uitspraken van de Afdeling van 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1508, en 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:576 en ECLI:NL:RVS:2019:649).

Vergelijking tussen de gedragslijn en de overwegingen van het Hof

De samenwerkingsplicht

5. Uit het arrest volgt dat de betrokkenen verplicht zijn om met de staatssecretaris samen te werken zodat hij hun identiteit, hun gezinsband en hun redenen voor hun aanvraag kan vaststellen. Zij moeten alle relevante bewijsmiddelen verstrekken, antwoord geven op vragen en verzoeken hierover, zich ter beschikking houden voor gesprekken of andere onderzoeken en, als zij geen officiële bewijsstukken kunnen overleggen, uitleggen waarom zij dat niet kunnen. Relevante bewijsmiddelen zijn officiële bewijsstukken en - als deze ontbreken - andere bewijsmiddelen voor het bestaan van een gezinsband. De staatssecretaris kan desgewenst gesprekken houden met de betrokkenen en ander onderzoek verrichten dat hij nodig acht (punten 60 tot en met 62).

5.1. De staatssecretaris biedt de betrokkenen blijkens de gedragslijn de mogelijkheid om onofficiële documenten over te leggen of met een op de persoon toegespitste verklaring bewijsnood aannemelijk te maken. Aangezien hij verder niet van hen verlangt dat zij zich alsnog tot de Eritrese autoriteiten wenden om officiële documenten te bemachtigen, stelt hij hen in zijn algemeenheid voldoende in de gelegenheid om aan hun samenwerkingsplicht te voldoen. In zoverre voldoet de gedragslijn aan het door het Hof uiteengezette algemene beoordelingskader in nareiszaken. De vraag of de staatssecretaris in een individuele zaak voldoende rekening heeft gehouden met de overgelegde documenten en afgelegde verklaringen en welke betekenis hij hieraan moet toekennen, zal echter per geval moeten worden beantwoord.

De beoordeling door de staatssecretaris

6. Daarnaast volgt uit het arrest dat de staatssecretaris een beoordelingsmarge heeft en bewijsmiddelen beoordeelt overeenkomstig het nationale recht. Hij mag zijn beoordelingsmarge echter niet zo gebruiken dat hij afbreuk doet aan het doel en het nuttig effect van de richtlijn. Verder moet de staatssecretaris een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
25 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB 19/4119. Rechtbank Den Haag, 2020-03-05
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 5 maart 2020
    ...problemen waarmee zij vóór en na hun vlucht uit het land van herkomst volgens hun zeggen zijn geconfronteerd." 1 ECLI:EU:C:2019:192 2 ECLI:NL:RVS:2019:3146, onder 5 tot en met 7.2 3 Richtlijn 2003/86/EG 4 Handvest van de grondenrechten van de Europese Unie ...
  • Uitspraak Nº 201902483/1/V1. Raad van State, 2019-09-16
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 16 september 2019
    ...omstandigheden als die in de verwijzingsuitspraak, maar op nareiszaken in het algemeen. Waar de Afdeling in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2019:3146, ingaat op de betekenis van het arrest voor de beoordeling van een mvv-aanvraag voor een gestelde huwelijkspartner, staat in deze uitsp......
  • Uitspraak Nº AWB 19/7325. Rechtbank Den Haag, 2020-11-11
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 11 november 2020
    ...en ECLI:NL:RVS:2018:1640. 2 Kamerstukken II 2017/18, 19 637, nr. 2354. 3 PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71. 4 ECLI:NL:RVS:2019:3146. 5 Zie de uitspraken van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2015, 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1345 en 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1501. 6 ECL......
  • Uitspraak Nº 201904379/1/V1. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • 19 augustus 2020
    ...als volgt. 'Equality of arms' in nareiszaken 5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 16 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3146, onder 5 tot en met 7.2, is het in beginsel aan een vreemdeling om de gestelde familierelatie met de referent met documenten en/of verklari......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
25 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB 19/4119. Rechtbank Den Haag, 2020-03-05
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 5 maart 2020
    ...problemen waarmee zij vóór en na hun vlucht uit het land van herkomst volgens hun zeggen zijn geconfronteerd." 1 ECLI:EU:C:2019:192 2 ECLI:NL:RVS:2019:3146, onder 5 tot en met 7.2 3 Richtlijn 2003/86/EG 4 Handvest van de grondenrechten van de Europese Unie ...
  • Uitspraak Nº 201902483/1/V1. Raad van State, 2019-09-16
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 16 september 2019
    ...omstandigheden als die in de verwijzingsuitspraak, maar op nareiszaken in het algemeen. Waar de Afdeling in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2019:3146, ingaat op de betekenis van het arrest voor de beoordeling van een mvv-aanvraag voor een gestelde huwelijkspartner, staat in deze uitsp......
  • Uitspraak Nº AWB 19/7325. Rechtbank Den Haag, 2020-11-11
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 11 november 2020
    ...en ECLI:NL:RVS:2018:1640. 2 Kamerstukken II 2017/18, 19 637, nr. 2354. 3 PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71. 4 ECLI:NL:RVS:2019:3146. 5 Zie de uitspraken van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2015, 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1345 en 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1501. 6 ECL......
  • Uitspraak Nº 201904379/1/V1. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • 19 augustus 2020
    ...als volgt. 'Equality of arms' in nareiszaken 5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 16 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3146, onder 5 tot en met 7.2, is het in beginsel aan een vreemdeling om de gestelde familierelatie met de referent met documenten en/of verklari......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT