Uitspraak Nº 201902495/1/R1 en 201903375/1/R1. Raad van State, 2020-03-04

ECLIECLI:NL:RVS:2020:683
Docket Number201902495/1/R1 en 201903375/1/R1
Date04 Marzo 2020

201902495/1/R1 en 201903375/1/R1.

Datum uitspraak: 4 maart 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A], wonend te Zeist, en [appellant sub 1B], wonend te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk,

2. Stichting Ons Witte Huis, gevestigd te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk,

3. [appellant sub 3], wonend te Heemskerk,

4. Kampeervereniging Aardenburg, gevestigd te Westzaan, gemeente Zaanstad, en anderen,

5. Vereniging van Eigenaren "Residence Westerduin" en Vereniging Rondje Wijk aan Zee, beide gevestigd te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk,

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Beverwijk, en

2. het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk ,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijk aan Zee/Beverwijk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], Stichting Ons Witte Huis, [appellant sub 3], Kampeervereniging Aardenburg en anderen en VVE Residence en Rondje Wijk aan Zee beroep ingesteld.

Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld voor nieuwe woningen op diverse locaties binnen het plangebied.

Tegen dit besluit hebben VVE Residence en Rondje Wijk aan Zee beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 3], VVE Residence en Rondje Wijk aan Zee, Kampeervereniging Aardenburg en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2019, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], vertegenwoordigd door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat te Laren, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. E.W.M. Aalsma, advocaat te Zaanstad, Kampeervereniging Aardenburg en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, VVE Residence en Rondje Wijk aan Zee, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college en de raad, beide vertegenwoordigd door mr. A.C. Rensen, I. de Feijter, M. van der Meulen, B. van de Bovenkamp en E.C. Berkouwer, bijgestaan door J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

De beroepen tegen het bestemmingsplan

Omschrijving plan

1. Het plan beoogt te voorzien in de herontwikkeling voor de kern Wijk aan Zee en het nabijgelegen strand. Het plan is volgens de plantoelichting een plan met een zogeheten verbrede reikwijdte zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en artikel 7c Besluit uitvoering Chw. Dit betekent onder andere dat het plan een looptijd heeft van 20 jaar.

Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]

2. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben een woning op het perceel [locatie 1] te Wijk aan Zee. Aan de noordzijde van hun perceel grenst het perceel van camping Vondeloord. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] kunnen zich niet verenigen met de mogelijkheid die het plan biedt om nabij hun woning kampeermiddelen op dat perceel te plaatsen.

3. Aan het perceel van camping Vondeloord is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" gegeven. Aan veertien locaties op het terrein is verder, onder meer, de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeermiddelen" toegekend. Drie van deze locaties, die elk een oppervlakte van 45 m2 hebben, liggen op afstanden van dertien, zeventien en negentien meter tot de woning van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]. Aan de strook grond tussen de woning en de drie aanduidingsvlakken is tevens onder meer de aanduiding "groen" toegekend.

Artikel 11.1 van de planregels luidt: "De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[...]

d. ter plaatse van de aanduiding "groen": uitsluitend groenvoorzieningen;

[...]

g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeermiddelen": tevens kampeermiddelen;

[...]."

Procedureel

4. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat het college van burgemeester en wethouders de raad opzettelijk onjuist heeft voorgelicht over de mogelijkheid die vorige bestemmingsplannen boden voor kampeermiddelen en over de handhavingsprocedure die in het verleden hierover is gevoerd. Volgens hen is daardoor het besluit in strijd met de artikelen 2:4, 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tot stand gekomen. Verder betogen zij dat verslagen van commissievergaderingen niet zijn opgesteld of verstuurd en dat het plan met vooringenomenheid is vastgesteld. Ook is er geen besluit naar aanleiding van de zienswijzen naar hen gestuurd. Volgens hen is daardoor het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:15, 3:17 en 7:7, 7:17 en 7:21 van de Awb tot stand gekomen. Tot slot stellen zij dat het besluit in strijd is met de artikelen 41, 42 en 47 van het Handvest van Grondrechten Europese Unie (hierna: het Handvest) en de artikelen 6 en 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 1, tweede lid, van het eerste protocol van het EVRM.

4.1. De Afdeling overweegt dat uit het verslag van de raadsvergadering blijkt dat een woordvoerdster van de fractie VRIJ! een uiteenzetting heeft gegeven van de planologische voorgeschiedenis en de handhavingsprocedure en dat die volgens de woordvoerdster afweek van de lezing van de wethouder. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende de kans heeft gehad om zich een volledig beeld te vormen van de relevante feiten en omstandigheden. Verder zijn op de website van de gemeente verslagen van de commissievergaderingen voor dit plan, waaronder de commissievergadering waar de vertegenwoordiger van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het woord heeft gevoerd en zijn zienswijze nader heeft toegelicht, gepubliceerd en is in de nota van zienswijzen ingegaan op de door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ingebrachte zienswijzen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:15 en 3:17 van de Awb tot stand is gekomen. Voor zover [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben betoogd dat zij ten onrechte hen geen kennisgeving hebben gekregen van de publicatie van het bestreden besluit, overweegt de Afdeling dat dit een onregelmatigheid betreft van na het nemen van het bestreden besluit en dat het nalaten ervan niet tot vernietiging van het besluit kan leiden. Wat betreft de overige bepalingen overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet inzichtelijk hebben gemaakt dat die bepalingen, zo die al van toepassing zouden zijn op dit besluit, zouden zijn geschonden. Dit betoog faalt.

Inhoudelijk

5. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat het gebruik van kampeermiddelen op zeer korte afstand van hun woning hun uitzicht zal verstoren en voor geluidhinder en geurhinder zal zorgen. Zij betogen dat de drie aanduidingsvlakken ook elders op het terrein van camping Vondeloord konden worden ingetekend. Volgens hen is het terrein daar groot genoeg voor en is er ook geen noodzaak om kampeermiddelen zo dicht bij hun woning mogelijk te maken. Verder stellen zij dat de motivering van de raad dat de hinder van kampeermiddelen gelijk is aan de hinder van de recreatiehuisjes onjuist is. Zij wijzen er op dat het begrip kampeermiddelen in het plan niet is omschreven. Verder betogen zij dat het gemeentebestuur heeft beaamd dat op grond van een bestemmingsplan uit 1979 kampeermiddelen daar niet mogelijk waren. Daarnaast wijzen zij er op dat camping Vondeloord zich presenteert als een camping met enkel houten huisjes zodat kampeermiddelen niet nodig zijn. Ook hebben camping Vondeloord en de voormalige eigenaar van hun woning een afspraak gemaakt dat geen kampeermiddelen of recreatiewoningen in de zichtlijn vanuit de woning zouden worden geplaatst. Tot slot betogen zij dat een amendement van de partij VRIJ! om het plan aan te passen overeenkomstig de wensen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongemotiveerd terzijde is geschoven.

5.1. Aan het terrein van camping Vondeloord is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend. Ingevolge artikel 11.1, lid a, van de planregels zijn de hiertoe aangewezen gronden bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen. Ingevolge het bepaalde onder lid f, zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-kampeermiddelen" tevens kampeermiddelen toegestaan. Het begrip kampeermiddel is in de planregels niet nader omschreven.

5.2. De Afdeling stelt vast dat geen omschrijving van kampeermiddelen in het plan is opgenomen. Bij gebrek aan een definitie in de planregels ziet de Afdeling aanleiding om voor een uitleg van dit begrip aansluiting te zoeken bij het normale spraakgebruik, op grond waarvan onder een kampeermiddel kan worden verstaan een caravan, tent of ander onderkomen bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat gelet op zijn constructie, omvang en vorm geschikt is om te worden vervoerd (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:551, overweging 3.1).

De Afdeling acht het aannemelijk dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in enige mate een aantasting van hun woon- en leefklimaat kunnen ondervinden van het gebruik van kampeermiddelen ter plaatse. De raad heeft ter zitting inzichtelijk gemaakt dat er behoefte is aan kampeermiddelen bij de vaste huisjes, voornamelijk om gasten van de bewoners van de huisjes overnachtingsmogelijkheden. De kampeermiddelen op het terrein zijn om die reden in de directe nabijheid van de vakantiehuisjes mogelijk gemaakt. Ook nabij de erfgrens van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] staat een vakantiehuisje, en om die reden is de aanduiding daar toegekend. In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] naar voren hebben gebracht, ziet de Afdeling...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 November 2020
    ...van het kampeerterrein, wordt aangenomen dat dit belang verweven is met het belang van natuurbescherming (uitspraak van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:683 Belangen van publiekrechtelijke rechtspersonen en gebiedsbescherming 10.60. Een gemeente of een andere rechtspersoon als bedoeld in arti......
  • Uitspraak Nº 202105797/1/R1. Raad van State, 2022-07-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 July 2022
    ...heeft gekozen, acht de Afdeling niet in strijd met het recht. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:683 onder 15.5, is het niet noodzakelijk om bij het bepalen van de peildatum de datum van vaststelling van het bestemmingsplan te hanteren. De raad m......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 November 2020
    ...van het kampeerterrein, wordt aangenomen dat dit belang verweven is met het belang van natuurbescherming (uitspraak van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:683 Belangen van publiekrechtelijke rechtspersonen en gebiedsbescherming 10.60. Een gemeente of een andere rechtspersoon als bedoeld in arti......
  • Uitspraak Nº 202105797/1/R1. Raad van State, 2022-07-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 July 2022
    ...heeft gekozen, acht de Afdeling niet in strijd met het recht. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:683 onder 15.5, is het niet noodzakelijk om bij het bepalen van de peildatum de datum van vaststelling van het bestemmingsplan te hanteren. De raad m......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT