Uitspraak Nº 201903256/1/R2. Raad van State, 2020-11-04

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2621
Date04 Noviembre 2020
Docket Number201903256/1/R2

201903256/1/R2.

Datum uitspraak: 4 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, respectievelijk wonend te Breda, Raamdonksveer en Eindhoven, vereniging Natuurplein de Baronie en de Stichting Vrienden van het Mastbos, beide gevestigd te Breda, en de vereniging Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant, gevestigd te Sint-Oedenrode, thans gemeente Meierijstad, (hierna tezamen [appellant] en anderen),

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2019 heeft het college aan Raedthuys Windenergie B.V. een ontheffing verleend van de verbodsbepalingen uit de artikelen 3.1 en 3.5 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor in het besluit genoemde vogel- en vleermuissoorten, ten behoeve van de aanleg en exploitatie van drie windturbines nabij verkeersknooppunt Galder te Breda, als onderdeel van Windpark A16.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Raedthuys Windenergie B.V. heeft, hiertoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft desgevraagd een deskundigenverslag uitgebracht.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2020, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. drs. J. Rutteman, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door E.A.M. Bruggink, ing. R.G. Verbeek, mr. A. Speekenbrink en ing. M.L.A. Disco, bijgestaan door mr. C.E. Barnhoorn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Verder is Raedthuys Windenergie B.V. (thans: Pure Energie Wind B.V.), vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en bijgestaan door [gemachtigde D], ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het besluit tot verlening van de ontheffing op grond van de Wnb is genomen ten behoeve van het oprichten en in werking hebben van drie windturbines op Windpark Galder.

De windturbines zijn gepland ten zuiden van Breda en aan de noordoostkant van het verkeersknooppunt Galder, dat wordt gevormd door de aantakking van rijksweg A58 aan de oostkant op rijksweg A16.

De turbines zijn voorzien in een gebied met agrarische gronden, dat wordt begrensd aan de noordzijde door het buurtschap Overa, aan de oostzijde door het Mastbos en aan de zuid- en westzijde door de rijkswegen. Aan de zuidzijde van de rijksweg A58 bevinden zich de Galderse Meren.

1.1. De geplande windturbines hebben een ashoogte van minimaal 122 tot 142 m, een rotordiameter van 136 tot 150 m en een maximale tiphoogte van 190 tot 210 m. De vergunning is verleend voor de periode tot uiterlijk 30 november 2047.

Ontwikkelaars en exploitanten van de windturbines zijn Raedthuys Windenergie B.V. en Renewable Energy Factory B.V., thans Pure Energie Wind B.V.

1.2. De turbines maken deel uit van Windpark A16, bestaande uit 28 turbines. Deze zijn voorzien op 4 locaties langs de rijksweg A16 over een lengte van ongeveer 28 km. Voor de realisering van Windpark A16 is door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 28 september 2018 het inpassingsplan "Windenergie A16" vastgesteld.

Met het inpassingsplan wordt in totaal minimaal 100 MW aan windenergie mogelijk gemaakt. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de afspraken die de provincie heeft gemaakt om eind 2020 minimaal 470,5 MW aan windenergie op land te hebben gerealiseerd.

1.3. De relevante regelgeving is opgenomen in de uitspraak of in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Ingetrokken beroepsgrond

2. Ter zitting hebben appellanten hun beroepsgrond over de bij het bestreden besluit verleende ontheffing voor de buizerd ingetrokken.

Ontvankelijkheid

3. Het college stelt dat het beroep voor zover dat is ingesteld door [appellant], [appellant A] en [namen 24 andere appellanten] (hierna ook: natuurlijke personen), niet-ontvankelijk is.

Daarbij betoogt het college dat de afstand van hun woningen tot de windturbines te groot is en het aantal verwachte slachtoffers onder vogels en vleermuizen te gering is om invloed te hebben op hun woon- en leefomgeving en op grond daarvan belanghebbendheid bij het besluit tot ontheffing aan te kunnen nemen. Dat twee van hen eigenaar zijn van gronden die op kortere afstanden liggen, maakt dit volgens het college niet anders, omdat die gronden geen deel uitmaken van hun woon- en leefomgeving.

Ook vereniging Natuurplein de Baronie is volgens het college geen belanghebbende bij het bestreden besluit, omdat - zo is ter zitting gebleken - het college van mening is dat haar statutaire doelstelling te veelomvattend is om op grond daarvan belanghebbendheid te kunnen aannemen.

3.1. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, volgt dat uitsluitend belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen het bestreden besluit. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Natuurlijke personen

3.2. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer onder 9.1, overweegt de Afdeling dat bij de beoordeling of een appellant belanghebbende is bij een soortenbeschermingsontheffing die op grond van de Wnb is verleend, de ruimtelijke uitstraling van het project, waarop de ontheffing ziet - in dit geval de uitbreiding van een windmolenpark - niet van belang is. Bepalend is of de handeling waarvoor de soortenbeschermingsontheffing is verleend, een ruimtelijke uitstraling heeft op de woon- en leefomgeving van de betrokken appellant. In dit geval is de handeling waarvoor de soortenbeschermingsontheffing is verleend het doden van vogels en vleermuizen door de voorziene windturbines. Een soortenbeschermingsontheffing heeft dan ook een tot die handeling beperkte ruimtelijke uitstraling.

3.3. Niet in geschil is dat de betrokken natuurlijke personen op een afstand van 565 m tot 50 km tot de voor hen dichtstbijzijnde voorziene windturbine wonen.

De rotorbladen zijn maximaal 75 m groot, zodat aanvaringen van vogels en vleermuizen met een windturbine zullen plaatsvinden op een afstand van ongeveer 500 m en meer vanaf deze woningen.

Gelet op genoemde afstanden is de Afdeling van oordeel dat het directe woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen niet is betrokken bij aanvaringen van vleermuizen en vogels met de windturbines.

Hetzelfde geldt voor de recreatiewoningen van [appellant A] aan de [locatie 1] en [locatie 2], omdat deze woningen op ruim 100 m van genoemd aanvaringspunt liggen. Vanwege deze afstand is ook het directe woon- en leefklimaat ter plaatse van deze recreatiewoningen niet betrokken bij aanvaringen van vleermuizen en vogels met de windturbines.

3.4. De betrokken natuurlijke personen, daarbij inbegrepen [appellant A], hebben geen gegevens naar voren gebracht die tot het oordeel moeten leiden dat de handeling, waarvoor deze ontheffing is verleend, desondanks een ruimtelijke uitstraling zal hebben op hun woon- en leefomgeving. De enkele omstandigheid dat vleermuizen die aanvaringsslachtoffer kunnen worden van de voorziene windturbines, in de directe omgeving van de woningen van deze natuurlijke personen voorkomen, omdat zij daar vliegen, foerageren of mogelijk verblijven, zoals ter zitting naar voren is gebracht, is daarvoor onvoldoende. Ook een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

3.5. Gelet op het voorgaande zijn de onder 3 genoemde natuurlijke personen geen belanghebbenden bij de ontheffing, zodat zij daartegen geen beroep kunnen instellen.

Vereniging Natuurplein de Baronie

Blijkens artikel 1, derde lid, van de oprichtingsakte van vereniging Natuurplein de Baronie van 19 december 2016 omvat het werkgebied van de federatie de Baronie van Breda met aangrenzende gemeenten.

Blijkens artikel 2 stelt de vereniging zich ten doel het behouden en bevorderen van de natuur- en leefomgeving en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

De vereniging probeert dit doel onder meer te bereiken door:

a. het vertegenwoordigen van aangesloten verenigingen bij onderwerpen van gezamenlijk belang;

b. het ondersteunen van de aangesloten verenigingen in het bereiken van hun doelstellingen;

c. het zoeken naar inhoudelijke verbinding tussen de aangesloten verenigingen en hun leden;

d. het plegen van overleg met gemeentelijke en andere (semi-)overheidsinstanties en andere daartoe in aanmerking komende organisaties;

e. het betrekken van inwoners uit de regio de Baronie van Breda bij het behouden en bevorderen van de natuur;

f. alle haar ten dienste staande andere wettige middelen, die voor het doel van de federatie bevorderlijk zijn. Deze doelstelling is naar het oordeel van de Afdeling gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb.

Naast het doel van de vereniging is, om te kunnen bepalen of het belang van de vereniging rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, relevant of zij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
5 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202200137/1/R1. Raad van State, 2022-09-21
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 21 september 2022
    ...belang. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1227, onder 7, en 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621, onder 13) kan klimaatverandering in het kader van openbare veiligheid en volksgezondheid aan een ontheffing op grond van de Wnb voor windtu......
  • Uitspraak Nº 202105872/1/R1. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 augustus 2022
    ...het verzoek om intrekking van de Wnb-ontheffing is dan ook geen besluit. 9.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621, overweegt de Afdeling dat bij de beoordeling of een appellant belanghebbende is bij een soortenbeschermingsontheffing die op grond van......
  • Uitspraak Nº UTR 21/1911. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-02-24
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 24 februari 2022
    ...onder c, samen met artikel 3.17, eerste lid, onder c, van de Wnb. 3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621. ...
  • Uitspraak Nº 21/2308. Rechtbank Oost-Brabant, 2022-07-08
    • Nederland
    • 8 juli 2022
    ...is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. 1 ECLI:NL:RVS:2020:2621 ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
5 sentencias
  • Uitspraak Nº 202200137/1/R1. Raad van State, 2022-09-21
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 21 september 2022
    ...belang. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1227, onder 7, en 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621, onder 13) kan klimaatverandering in het kader van openbare veiligheid en volksgezondheid aan een ontheffing op grond van de Wnb voor windtu......
  • Uitspraak Nº 202105872/1/R1. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 augustus 2022
    ...het verzoek om intrekking van de Wnb-ontheffing is dan ook geen besluit. 9.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621, overweegt de Afdeling dat bij de beoordeling of een appellant belanghebbende is bij een soortenbeschermingsontheffing die op grond van......
  • Uitspraak Nº UTR 21/1911. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-02-24
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 24 februari 2022
    ...onder c, samen met artikel 3.17, eerste lid, onder c, van de Wnb. 3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2621. ...
  • Uitspraak Nº 21/2308. Rechtbank Oost-Brabant, 2022-07-08
    • Nederland
    • 8 juli 2022
    ...is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. 1 ECLI:NL:RVS:2020:2621 ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT