Uitspraak Nº 201903814/1/R1. Raad van State, 2020-04-22

ECLIECLI:NL:RVS:2020:1110
Docket Number201903814/1/R1
Date22 Abril 2020

201903814/1/R1.

Datum uitspraak: 22 april 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Callantsoog, gemeente Schagen,

2. [appellant sub 2], wonend te Callantsoog, gemeente Schagen,

en

de raad van de gemeente Schagen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te Callantsoog" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2020, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Mooij, mr. J.H. Moraal en B. Omon, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende] gehoord.

Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de realisering van een enkele woning op het perceel [locatie 1] te Callantsoog. Het perceel ligt aan de noordoostelijke rand van Callantsoog en had onder het hiervoor geldende plan een tuinbestemming waar hoofdgebouwen niet waren toegestaan.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen in de directe omgeving en kunnen zich niet verenigen met het plan.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ingetrokken beroepsgronden

3. [appellant sub 2] heeft ter zitting de beroepsgronden dat het plan onjuist is bekendgemaakt en in strijd met het woningbouwbeleid is vastgesteld en dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding ten aanzien van de grondprijs, ingetrokken.

Goede procesorde

4. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen.

4.1. Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.

Vaststaat dat [appellant sub 1] een nader stuk van 24 januari 2020 heeft ingediend, welk stuk op 27 januari 2020, en daarmee gelet op artikel 8:58, eerste lid, van de Awb, op zichzelf tijdig bij de Afdeling is binnengekomen. De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 1] in dit nadere stuk in beroep echter voor het eerst een beroepsgrond over het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) heeft aangevoerd. Gelet hierop, de omstandigheid dat het nadere stuk een nadere reactie betreft op het verweerschrift van de raad dat al op 5 juli 2019 is ingebracht en [appellant sub 1] niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom deze beroepsgrond niet eerder in de procedure had kunnen worden aangevoerd, is het tien dagen voorafgaand aan de zitting voor het eerst aanvoeren van dit betoog in dit geval in strijd met de goede procesorde. De Afdeling ziet derhalve aanleiding om het betoog van [appellant sub 1] over het PAS wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te laten.

Het beroep van [appellant sub 1]

Ontvankelijkheid

5. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 1]. Hij voert hiertoe aan dat [appellant sub 1] geen eigenaar is van het perceel aan de [locatie 2]. Verder wijst de raad erop dat de eigenaar van het perceel de initiatiefnemer heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen het plan. De raad vraagt zich af of [appellant sub 1] een eigen belang heeft nu [appellant sub 1] het gehuurde onroerend goed op dezelfde wijze kan blijven gebruiken.

5.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

5.2. De Afdeling begrijpt het standpunt van de raad aldus dat hij stelt dat [appellant sub 1] slechts een afgeleid belang heeft, omdat hij huurder is van het pand aan de [locatie 2] en daarom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit standpunt van de raad deelt de Afdeling niet.

[appellant sub 1] woont op een afstand van ongeveer 10 m van het plangebied. Hij keert zich tegen de mogelijkheden die het plan biedt en de gevolgen daarvan voor onder meer het woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woonadres [locatie 2]. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het belang van [appellant sub 1] rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Hij moet daarom als belanghebbende worden aangemerkt. Het beroep van [appellant sub 1] is ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep inhoudelijk kan worden behandeld.

Diersoorten

6. [appellant sub 1] betoogt dat de uitvoering van het plan leidt tot aantasting van de in het plangebied aanwezige beschermde diersoorten. Hiertoe voert hij aan dat in het plangebied de zandhagedis aanwezig is, maar dat de raad hier verder niets mee doet. Volgens [appellant sub 1] wordt in de "Ecologische inventarisatie [locatie 1] Callantsoog" van 25 juli 2018, opgesteld door BügelHajema (hierna: natuurtoets) ten onrechte niet ingegaan op de winterbiotoop van de zandhagedis. Hij wijst erop dat de zandhagedis zich gedurende de wintermaanden tot een afstand van ongeveer 500 m van de zomerbiotoop in een omliggend gebied met bosschage terugtrekt. Het plangebied voldoet volgens hem aan de voorwaarden voor de winterbiotoop van de zandhagedis. [appellant sub 1] wijst erop dat hij de zandhagedis zowel in de zomer als winter in het plangebied heeft waargenomen.

Verder voert [appellant sub 1] aan dat volgens het beleid van de provincie Noord-Holland voor marterachtigen geen ontheffing wordt verleend voor de verboden uit de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Er is volgens hem ten onrechte niet getoetst aan het beleid van de provincie Noord-Holland. Daarnaast voert hij aan dat voorzieningen voor marterachtigen ontbreken.

6.1. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant sub 1] aldus dat hij aanvoert dat het plan in zoverre in strijd is met de Wnb en daarom niet uitvoerbaar is.

6.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

6.3. De raad heeft aan het plan een natuurtoets ten grondslag gelegd. Het doel van de natuurtoets is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Volgens de natuurtoets zijn binnen een straal van een kilometer rond het projectgebied diverse beschermde diersoorten bekend, waaronder de beschermde reptielensoort zandhagedis. Voor de zandhagedis is volgens de natuurtoets geschikt leefgebied aanwezig in de duinen langs de Noordzeekust, waar deze soorten voorkomt.

Verder maakt het projectgebied volgens de natuurtoets onderdeel uit van het leefgebied van de beschermde wezel, hermelijn en bunzing. Doordat echter maar een klein deel van het groen in het projectgebied verdwijnt, zijn als gevolg van de beoogde plannen geen negatieve effecten te verwachten op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Wel dient te worden voorkomen dat bij de werkzaamheden exemplaren worden verwond of gedood. Hiertoe moeten volgens de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
12 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...eigen gedrag zijn relevant, maar het objectieve belang waaraan appellant zijn beroepsrecht ontleent (uitspraken van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110 (Schagen), 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2193 (Almere), 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:295 (Arnhem), 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:221......
  • Uitspraak Nº 201809544/1/R3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 oktober 2020
    ...van het beroep zijn relevant, maar het objectieve belang waaraan appellant zijn beroepsrecht ontleent (uitspraak van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110 (Schagen)). Dat wil zeggen het belang of de belangen op grond waarvan degene die zich daarop beroept belanghebbende is of zou zijn bij he......
  • Uitspraak Nº 201809571/1/R2. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 oktober 2020
    ...[appellant sub 2] en anderen ter zitting ook bevestigd. De Afdeling verwijst op dit punt ook naar haar uitspraak van 20 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd dan ook geen grond voor het oordeel dat de stikstofdepositie ......
  • Uitspraak Nº LEE 20-2103 en 20/2117. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-09-28
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 28 september 2022
    ...en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied (vgl. AbRvS, 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110). 5.4. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat het dichtstbijzijnde voor stiksto......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
12 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...eigen gedrag zijn relevant, maar het objectieve belang waaraan appellant zijn beroepsrecht ontleent (uitspraken van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110 (Schagen), 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2193 (Almere), 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:295 (Arnhem), 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:221......
  • Uitspraak Nº 201809544/1/R3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 oktober 2020
    ...van het beroep zijn relevant, maar het objectieve belang waaraan appellant zijn beroepsrecht ontleent (uitspraak van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110 (Schagen)). Dat wil zeggen het belang of de belangen op grond waarvan degene die zich daarop beroept belanghebbende is of zou zijn bij he......
  • Uitspraak Nº 201809571/1/R2. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 oktober 2020
    ...[appellant sub 2] en anderen ter zitting ook bevestigd. De Afdeling verwijst op dit punt ook naar haar uitspraak van 20 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd dan ook geen grond voor het oordeel dat de stikstofdepositie ......
  • Uitspraak Nº LEE 20-2103 en 20/2117. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-09-28
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 28 september 2022
    ...en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied (vgl. AbRvS, 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110). 5.4. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat het dichtstbijzijnde voor stiksto......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT