Uitspraak Nº 202000932/4/R2. Raad van State, 2022-08-17

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2390
Docket Number202000932/4/R2
Date17 Agosto 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202000932/4/R2.

Datum uitspraak: 17 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge,

2. [appellant sub 2], wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 31 december 2019 in zaak nr. 18/6142 in het geding tussen:

[appellant sub 1]

en

het college van burgemeester en wethouders van Halderberge.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:513, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 10 september 2018 met kenmerk 381048 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1. De Afdeling heeft in overweging 5.1 van de tussenuitspraak overwogen dat het bouwplan leidt tot een toename van de totale omvang van de gebouwen die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren. Artikel 3.2.1, onder e, van de planregels van het "Bestemmingsplan Buitengebied Halderberge 2011" maakt, anders dan artikel 35 van de Verordening ruimte Noord-Brabant, geen uitbreiding van gebouwen ten dienste van grondgebonden veehouderijen mogelijk. Gelet daarop heeft de rechtbank naar het oordeel van de Afdeling niet onderkend dat het bouwplan in strijd is met artikel 3.2.1, onder e, van de planregels.

Verder heeft de Afdeling in overweging 5.2 overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op basis van welke criteria kan worden beoordeeld of het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen, respectievelijk aangewend worden op gronden, waarover de veehouderij beschikt en die in de directe omgeving liggen van de huiskavel. Dat werkt door naar de vraag of het agrarisch bedrijf op het perceel moet worden aangemerkt als een grondgebonden veehouderij als bedoeld in artikel 1.17 van de planregels of een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 1.21 van de planregels. De rechtbank heeft gelet daarop naar het oordeel van de Afdeling ten onrechte overwogen dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT