Uitspraak Nº 202001473/1/R1. Raad van State, 2020-11-25

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2809
Date25 Noviembre 2020
Docket Number202001473/1/R1

202001473/1/R1.

Datum uitspraak: 25 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,

appellanten,

en

het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland,

verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2019, verzonden op 22 januari 2020, heeft het college aan Dura Vermeer Infra Regionale Projecten B.V. (hierna: Dura Vermeer) een watervergunning verleend voor het verrichten van waterhuishoudkundige werkzaamheden ter plaatse van het perceel Rodenrijseweg 54 in Berkel en Rodenrijs.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

Bij besluit van 26 mei 2020 is het besluit van 18 december 2019 vervangen.

[appellanten] hebben daartegen hun zienswijze naar voren gebracht.

[appellanten] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2020, waar [appellanten], en het college, vertegenwoordigd door W. de Quelerij, bijgestaan door mr. M.A. de Groote, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord Dura Vermeer, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, vertegenwoordigd door T. de Gier en mr. R. van der Sloot.

Overwegingen

Inleiding

1. Dura Vermeer heeft op 4 april 2019 het college verzocht om een watervergunning. Bij besluit van 18 december 2019 heeft het college de gevraagde watervergunning verleend voor het aanbrengen van een stalen damwand, het afgraven van een grondlichaam, het verbreden van een boezemwatergang (Rodenrijsevaart) en het verwijderen en aanbrengen van een ophaalbrug. De watervergunning houdt volgens het college verband met de aanleg van de Rijksweg A16 tussen het knooppunt Terbregseplein en de Rijksweg A13 bij het vliegveld Zestienhoven (Rotterdam The Hague Airport). Het besluit "A16 Rotterdam" van 29 juni 2016 dat daarin voorziet, is met de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2087, onherroepelijk geworden (hierna: het tracébesluit). Tevens wordt met de beoogde verbreding van de boezemwatergang een knelpunt ter plaatse opgelost en wordt daarmee een betere doorstroming gerealiseerd.

2. De uitvoering van de wegaanleg ligt bij Rijkswaterstaat. Voor de aanleg moet een watergang - de boezemvaart langs de Oude Bovendijk in Berkel en Rodenrijs - worden gedempt. Met de watervergunning wordt de boezemwatergang Rodenrijsevaart ter plaatse van de Rodenrijseweg 54 - vooruitlopend op de demping - verbreed, zodat het verlies van boezemwater gecompenseerd kan worden. Bij de locatie bevindt zich in de Rodenrijsevaart een zogenoemde flessenhals, die met gebruikmaking van de watervergunning zal worden opgeheven. De Rodenrijsevaart wordt verbreed tot 10 m over een lengte van 39 m. Omdat de kering bij een verbreding van de watergang versteviging nodig heeft, wordt een stalen damwand geplaatst ter hoogte van de boerderij op het perceel. Ook de ophaalbrug zal met het oog op de werkzaamheden ter plaatse worden verwijderd, gerestaureerd en teruggeplaatst.

3. [appellanten] wonen aan de [locatie A], tegenover het perceel Rodenrijseweg 54, aan de andere zijde van de Rodenrijsevaart. Zij vrezen voor beschadiging van hun woning en de plaatselijke waterkering als gevolg van de te verrichten werkzaamheden, in het bijzonder het plaatsen van de stalen damwand. Zij hebben geen bezwaren tegen de verwijdering, restauratie en terugplaatsing van de brug.

4. Het besluit van 26 mei 2020 strekt ter vervanging van het besluit van 18 december 2019. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het beroep tegen het besluit van 18 december 2019 geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 26 mei 2020. Bij dit besluit is de watervergunning voor het verrichten van werkzaamheden ter plaatse van het perceel Rodenrijseweg 54, onder aanvullende motivering, gehandhaafd.

Besluit van 18 december 2019 (het oorspronkelijke besluit)

5. Ingevolge artikel 6:19, zesde lid, van de Awb staat intrekking of vervanging van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit als de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. Niet is gebleken dat [appellanten] nog belang hebben bij een beoordeling van hun beroep, voor zover gericht tegen het inmiddels vervangen besluit van 18 december 2019. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

Conclusie

6. Het beroep is, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 18 december 2019, niet-ontvankelijk.

Besluit van 26 mei 2020 (het vervangende besluit)

Procedureel

7. [appellanten] betogen dat ten onrechte geen ontwerp van het besluit van 26 mei 2020 ter inzage is gelegd en dat het voorafgaand aan de terinzagelegging ten onrechte niet aan de belanghebbenden is toegezonden. Ook is de exacte locatie van de werkzaamheden ten onrechte niet vermeld, aldus [appellanten].

7.1. Het betoog van [appellanten] over de terinzagelegging komt erop neer dat het college ten onrechte niet opnieuw toepassing heeft gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Ingevolge artikel 3:10, eerste lid, van de Awb is afdeling 3.4 van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift bepaald is. Omdat in artikel 6:19 van de Awb niet is bepaald dat afdeling 3.4 van toepassing is op de voorbereiding van een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, hoeft zo’n besluit niet in alle gevallen voorbereid te worden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. In het besluit van 26 mei 2020 is de verleende watervergunning voor het verrichten van werkzaamheden ter plaatse van het perceel Rodenrijseweg 54, onder aanvullende motivering, gehandhaafd. De aanvraag noch de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend, zijn gewijzigd. Verder acht de Afdeling het niet aannemelijk dat [appellanten] door de gewijzigde besluitvorming in hun belangen zijn geschaad. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat afdeling 3.4 van de Awb bij de voorbereiding van het gewijzigde besluit opnieuw had moeten worden toegepast.

Het betoog faalt.

7.2. Over het betoog dat het besluit van 26 mei 2020 onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de exacte locatie van de werkzaamheden niet is vermeld, overweegt de Afdeling als volgt. De kennisgeving van het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit en de daarop betrekking hebbende stukken konden op de in de kennisgeving vermelde locatie worden geraadpleegd. De kennisgeving is, gelet op de beschrijving van de zakelijke inhoud daarvan, voldoende duidelijk. In het besluit is de exacte locatie - de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT