Uitspraak Nº 202003298/1/R3. Raad van State, 2022-01-26

ECLIECLI:NL:RVS:2022:258
Date26 Enero 2022
Docket Number202003298/1/R3
CourtCouncil of State (Netherlands)

202003298/1/R3.
Datum uitspraak: 26 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. Schierzicht B.V., gevestigd te Lauwersoog, en anderen,

2. Waddenvereniging, gevestigd te Harlingen, en anderen,

3. [ appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Groningen, en andere (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Het Hogeland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Lauwersoog - Waddenkwartier" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Schierzicht B.V. en anderen, Waddenvereniging en anderen en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Waddenvereniging en anderen, [appellant sub 3] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2021, waar zijn verschenen:

- Schierzicht B.V. en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A];

- Waddenvereniging en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C], [gemachtigde D] en mr. R. Snel, advocaat te Groningen;

- [ appellant sub 3A] en [appellant sub 3B];

- de raad, vertegenwoordigd door A. Lont, L. Mous, R. Steenbergen en mr. M.J.F. Nuijens, advocaat te Groningen. Voorts is ter zitting Stichting Werelderfgoedcentrum Waddenzee, vertegenwoordigd door [gemachtigde E] en mr. J. Klopstra, advocaat te Stadskanaal, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plangebied ligt in het havengebied van Lauwersoog. Ten westen van het plangebied ligt de haven van de veerboot naar Schiermonnikoog en ten zuiden van het plangebied ligt de provinciale weg N361. De westzijde van het plangebied wordt aangeduid als ‘het Waddenkwartier’. Daar waren containers geplaatst waarin horeca en diverse recreatieve en educatieve activiteiten werden ontplooid. Aan de oostzijde van het plangebied liggen restaurant Schierzicht, een parkeerterrein en een toegangsweg.

Het plan "Lauwersoog - Waddenkwartier" maakt een herontwikkeling van het plangebied mogelijk. In het Waddenkwartier is een Werelderfgoedcentrum voorzien, bestaande uit onder meer het Zeehondencentrum dat hierheen wordt verplaatst vanuit Pieterburen, een havenkantoor, informatievoorzieningen met detailhandel, horeca en steigers. Ook zijn de (her)inrichting van het omringende gebied en de uitbreiding van restaurant Schierzicht in dit bestemmingsplan opgenomen.

Aan het westelijk deel van het plangebied, het Waddenkwartier, is grotendeels de bestemming "Gemengd" toegekend, waarmee de bestemmingen "Bedrijventerrein" en "Verkeer - Verblijfsgebied" uit het vorige plan "Lauwersoog e.o." zijn gewijzigd. Aan het oostelijk deel van het plangebied zijn grotendeels de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Horeca" toegekend. Aan de gronden met de horecabestemming is ook een bouwvlak toegekend. Ten opzichte van het vorige plan "Lauwersoog e.o." is dit bouwvlak vergroot.

2. Schierzicht B.V. en anderen, Waddenvereniging en anderen en [appellant sub 3] kunnen zich niet met het plan verenigen. Schierzicht B.V. en anderen en Waddenvereniging en anderen kunnen zich niet verenigen met de bouwhoogte van het Werelderfgoedcentrum. [appellant sub 3] vreest dat de haven als gevolg van het plan niet langer kan worden gebruikt door zeekanoërs.

Bijlage

3. Voor de leesbaarheid zijn de relevante wettelijke bepalingen en planregels opgenomen in bijlage II bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Intrekking

4. Op de zitting is het beroep van Schierzicht B.V. en anderen, voor zover het is ingediend door de Gemeenschappelijke Bedrijven Lauwersoog, ingetrokken.

Ontvankelijkheid

5. [ appellant sub 3] stelt voor het eerst in zijn nadere stuk van 27 oktober 2021 dat het beroep ook is ingediend namens het Watersportverbond, de Vereniging Wadvaarders, de Nederlandse Vereniging van Toerzeilers, de Toeristische Kano Bond Nederland, de Kanovereniging Winsum en de Groninger Kanovereniging.

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) staat dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. De in artikel 8:1, gelezen in verbinding met artikel 6:7 van de Awb neergelegde regeling voor het instellen van beroep brengt met zich dat de identiteit van degene die beroep heeft ingesteld kenbaar moet zijn voor het einde van de beroepstermijn.

De Afdeling stelt vast dat alleen van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] de identiteit kenbaar is gemaakt voor het einde van de beroepstermijn. Dit betekent dat het beroep, voor zover beweerdelijk ingesteld door de hiervoor genoemde rechtspersonen, niet-ontvankelijk is.

De beroepsgronden

Toetsingskader

6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Voorbereidingsprocedure

7. [ appellant sub 3] betoogt dat met hem ten onrechte geen overleg is gevoerd, terwijl dat wel is gebeurd met andere personen die ook zienswijzen naar voren hebben gebracht.

7.1.

Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Niet is gebleken dat niet op de juiste wijze toepassing is gegeven aan die afdeling. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en er is aan een ieder gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. Van die gelegenheid heeft [appellant sub 3] ook gebruik gemaakt. Het voeren van overleg maakt geen deel uit van deze procedure, waardoor de omstandigheid dat met hem geen overleg is gevoerd niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Het betoog slaagt niet.

8. [appellant sub 3] betoogt daarnaast dat de plangrens en artikel 7.1, onder e, van de planregels zijn gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. Gelet hierop is volgens hem een wezenlijk ander plan vastgesteld en daarom kon een extra inspraakronde niet achterwege blijven. Ter onderbouwing van dit betoog wijst hij op een aantal uitspraken van de Afdeling.

8.1.

Artikel 7.1, aanhef en onder e, van de planregels van het ontwerpplan luidde:

"De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

e. gebouwen en overkappingen van een demontabele constructie, ten behoeve van functies zoals beschreven in 3.1 Bestemmingsomschrijving van de bestemming Gemengd."

Artikel 7.1, aanhef en onder e, van de planregels van het vastgesteld plan luidt:

"De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

e. gebouwen en overkappingen van een demontabele constructie, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van functies zoals beschreven in 3.1 Bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Gemengd';"

8.2.

De raad kan bij het vaststellen van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Alleen als de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen.

Op het punt dat [appellant sub 3] in zijn nadere stuk betoogt dat de planbegrenzing in de vastgestelde verbeelding afwijkt van de afbeelding in paragraaf 1.1 van de plantoelichting van het voorontwerpplan, merkt de Afdeling op dat de plantoelichting geen juridisch bindende betekenis heeft. De planbegrenzing is ten opzichte van het ontwerp niet gewijzigd.

De raad heeft artikel 7.1, onder e, van de planregels gewijzigd vastgesteld. De woorden "alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde" zijn toegevoegd aan deze bepaling. Deze afwijking van het ontwerp is naar aard en omvang niet zo groot dat het om een wezenlijk ander plan gaat. Daarbij betrekt de Afdeling dat op de gronden met de bestemming "Water" al bouwwerken geen gebouwen zijnde konden worden gerealiseerd op grond van artikel 7.2.2 van de planregels van het ontwerpplan. De beroepsgrond dat de raad, gelet op deze wijziging, een extra inspraakronde had moeten houden, slaagt niet.

Bouwhoogten in de planregels

9. Schierzicht B.V. en anderen en Waddenvereniging en anderen kunnen zich niet verenigen met de maximaal toegestane bouwhoogte van het Werelderfgoedcentrum van 20 m +NAP. Een gebouw met een bouwhoogte van 20 m +NAP past volgens hen niet bij de landschappelijke kwaliteit van openheid van de Waddenzee en het waddengebied. Schierzicht B.V. en anderen wijzen er ook op dat de bouwhoogte van 20 m +NAP niet overeenkomt met de lagere bouwhoogte waarover tussen verschillende partijen overeenstemming is bereikt.

9.1.

De raad stelt dat na vaststelling van het bestemmingsplan bij de uitwerking van de plannen is gebleken dat kan worden volstaan met geringere bouwhoogtes. De raad heeft de Afdeling verzocht om zelf in de zaak te voorzien en de artikelen 3.2.1, onder e, en 7.2.1, onder c, en 7.2.2, onder g, van de planregels aan te passen overeenkomstig het voorstel in het verweerschrift en bijlage 7 bij het verweerschrift als bijlage 1 bij de planregels te voegen. Met de voorgestelde planregels zal de bouwhoogte van het Werelderfgoedcentrum worden verlaagd van 20 m +NAP naar 16,5 m +NAP en zullen de bouwhoogten van bouwwerken van demontabele constructie en overige bouwwerken in de bestemming "Water" worden verlaagd van 10 en 15 m +NAP naar 3 m +NAP. Omdat de raad...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202105565/1/R1. Raad van State, 2022-07-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 juli 2022
    ...naar "Horeca - Hotel". Zie ter vergelijking de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1064 en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:258. 3.3. De raad heeft de behoefte aan de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling onderzocht en van een motivering voorzien. De raad he......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 202105565/1/R1. Raad van State, 2022-07-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 juli 2022
    ...naar "Horeca - Hotel". Zie ter vergelijking de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1064 en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:258. 3.3. De raad heeft de behoefte aan de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling onderzocht en van een motivering voorzien. De raad he......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT