Uitspraak Nº 202004233/2/R3. Raad van State, 2020-08-31

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2073
Date31 Agosto 2020
Docket Number202004233/2/R3

202004233/2/R3.

Datum uitspraak: 31 augustus 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna: [verzoeker]), wonend te Maasdijk, gemeente Westland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 juli 2020 in zaak nr. 20/466 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2019 heeft het college [verzoeker A] gelast het bijgebouw op het perceel [locatie] te Maasdijk binnen drie maanden te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van €25.000.

Bij besluit van 11 oktober 2019 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Bij besluit van 30 december 2019 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 3 februari 2020 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot en met zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep.

Bij uitspraak van 13 juli 2020 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 5 augustus 2020 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot en met 22 september 2020.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 augustus 2020, waar zijn verschenen:

- [verzoeker], bijgestaan door mr. L.W. Feenstra, advocaat te Leiden, en [gemachtigde];

- het college, vertegenwoordigd door drs. D. Noppe.

Overwegingen

1. [verzoeker] is eigenaar en bewoner van een woning op het perceel aan de [locatie] in Maasdijk. Het gaat om een dijkwoning, gelegen dicht aan de weg. Hij heeft het bouwwerk waartegen het college handhavend optreedt gebouwd als bijgebouw bij zijn woning ter vervanging van een bijgebouw dat voorheen ter plaatse aanwezig was.

2. De rechtbank heeft het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard en heeft daartoe overwogen dat het bijgebouw is gebouwd zonder de op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereiste vergunning...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT