Uitspraak Nº 202005668/1/V2. Raad van State, 2022-01-19

ECLIECLI:NL:RVS:2022:93
Docket Number202005668/1/V2
Date19 Enero 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202005668/1/V2.

Datum uitspraak: 19 januari 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 oktober 2020 in zaak nr. NL20.9922 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij mondelinge uitspraak van 21 oktober 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: de UNHCR) in de gelegenheid gesteld aan de procedure deel te nemen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de staatssecretaris zich nader uitgelaten. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.

De vreemdeling en staatssecretaris hebben nadere stukken ingediend.

De UNHCR heeft een stuk ingediend.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met de zaak ECLI:NL:RVS:2022:94 op de zitting behandeld op 15 september 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser, zijn verschenen. Verder is prof. dr. J.W. van Saane, godsdienstpsycholoog, aan de zijde van de vreemdeling verschenen. De UNHCR, vertegenwoordigd door mr. C. Wouters, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1. De vreemdeling komt uit Iran. Hij voert aan dat hij afvallige is, omdat hij zich heeft afgewend van de islam. Verder voert hij aan dat hij atheïst is geworden. Ook stelt hij dat hij stakingen heeft georganiseerd en dat er, terwijl hij al in Nederland was, een inval door de Iraanse autoriteiten in zijn huis in Iran is geweest. Hierbij zouden documenten zijn meegenomen, waaronder boeken en folders over atheïsme. De staatssecretaris heeft het geloofwaardig geacht dat de vreemdeling heeft gestaakt, maar niet dat hij stakingen heeft georganiseerd.

1.1. Verder gelooft de staatssecretaris dat de vreemdeling zich heeft afgewend van de islam, maar niet dat hij atheïst is of dat er een inval in zijn woning heeft plaatsgevonden en dus ook niet dat daar materiaal over atheïsme is meegenomen. Ook vindt de staatssecretaris het niet geloofwaardig dat de autoriteiten op de hoogte zijn van de afkeer van de vreemdeling van de islam, zodat hij bij terugkeer geen risico loopt om in verband daarmee in de problemen te komen. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling daartegen ongegrond verklaard.

1.2. Deze uitspraak gaat over de volgende onderwerpen. Ten eerste gaat de uitspraak over de vraag hoe de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een vreemdeling die stelt atheïstisch te zijn en in verband daarmee problemen verwacht bij terugkeer in zijn land van herkomst moet worden onderzocht, beoordeeld en getoetst. Dit omdat de staatssecretaris niet geloofwaardig acht dat de vreemdeling atheïst is geworden.

1.3. Ten tweede gaat deze uitspraak over de risico’s die afvalligen lopen bij terugkeer naar Iran. De vreemdeling heeft immers ook aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft afgewend van de islam en daardoor afvallig is. Dat acht de staatssecretaris wel geloofwaardig.

1.4. Deze beide onderwerpen houden verband met de uitleg van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en artikel 9 en 10 van de Kwalificatierichtlijn. Daarom heeft de Afdeling in lijn met artikel 29 van de Procedurerichtlijn ook de UNHCR in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de procedure. Zij heeft de UNHCR gevraagd een standpunt in te nemen over de vraag wat volgens het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn onder 'atheïsme' moet worden verstaan en hoe dat moet worden onderzocht en beoordeeld. Deze vragen heeft de Afdeling ook aan partijen gesteld. Daarnaast heeft de Afdeling aan de vreemdeling en de staatssecretaris de vraag gesteld wat de risico's voor afvalligen en atheïsten zijn als zij moeten terugkeren naar Iran.

1.5. De vragen hoe atheïsme als asielmotief moet worden onderzocht, beoordeeld en getoetst en welke risico's afvalligen en atheïsten lopen in Iran, zullen worden beantwoord aan de hand van het hogerberoepschrift van de vreemdeling en aan de hand van wat in het kader van de zitting bij de Afdeling aan de orde is geweest. Dat wil zeggen de zitting zelf, maar ook de voorafgaand aan de zitting door de Afdeling gestelde vragen aan partijen (zie bijlage 2 van deze uitspraak) en de UNHCR, en hun reacties daarop.

1.6. Deze uitspraak heeft uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming in algemene zin en door de fundamentele aard van de rechtsvragen die worden behandeld een algemene, zaaksoverstijgende strekking. Daarom geeft de Afdeling in deze uitspraak ook een uitgebreide en algemeen geformuleerde motivering (zie de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, onder 1.1).

1.7. Die motivering is van belang voor lopende en toekomstige zaken van andere vreemdelingen die stellen dat zij voor een asielvergunning in aanmerking komen omdat zij zich hebben afgewend van hun eerdere geloofsovertuiging en/of dat zij atheïstisch zijn geworden. De in deze uitspraak geformuleerde algemene overwegingen worden daarnaast concreet toegepast op het hoger beroep van de vreemdeling.

1.8. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in bijlage 1 die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Volgorde behandeling

2. De Afdeling behandelt hierna aan de hand van datgene wat op de zitting bij de Afdeling aan de orde is geweest de in deze zaak te beantwoorden vragen. Dat wil zeggen dat de Afdeling na een weergave van het oordeel van de rechtbank over het gestelde atheïsme en de risico's bij terugkeer en de grief van de vreemdeling hierover (onder 3-4.4), uiteen zal zetten hoe partijen tegen de bescherming van atheïsme onder het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn aankijken en hoe de staatssecretaris in het algemeen het gestelde atheïsme onderzoekt en beoordeelt (onder 5-8.2).

2.1. Na een weergave van de reacties van de vreemdeling en de UNHCR hierop (onder 9-9.2), zal de Afdeling ingaan op de vragen of, en zo ja hoe, atheïsme door het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn wordt beschermd en hoe het gestelde (toegedichte) atheïsme van een vreemdeling moet worden onderzocht, beoordeeld en getoetst (onder 10-21.1). Meer specifiek zal de Afdeling ingaan op de vraag of er onderscheid kan en moet worden gemaakt tussen afvalligheid en atheïsme als asielmotieven. Dat wil zeggen de door een vreemdeling aangevoerde redenen om in Nederland om asielrechtelijke bescherming te vragen tegen een - te verwachten - behandeling in zijn land van herkomst.

2.2. Na de overwegingen met een meer algemene strekking, zal de Afdeling aan de hand van wat de vreemdeling heeft aangevoerd, ingaan op het onderzoek en de beoordeling die de staatssecretaris in het individuele geval van de vreemdeling heeft verricht (onder 22-22.4).

2.3. Daarna zal de Afdeling ingaan op de risico's die (toegedichte) afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran (onder 23-26).

2.4. De Afdeling spreekt in deze uitspraak over vervolging als het gaat om het vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag en artikel 10 van de Kwalificatierichtlijn, geïmplementeerd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, en over onmenselijke behandeling als het gaat om artikel 3 van het EVRM en artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn, geïmplementeerd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.

Oordeel rechtbank over het gestelde atheïsme en de risico's bij terugkeer

3. De rechtbank heeft over de beroepsgronden van de vreemdeling over zijn atheïsme en de risico's bij terugkeer naar Iran als volgt overwogen:

"De rechtbank stelt verder vast dat eiser wordt gevolgd in zijn standpunt dat hij een afvallige is. Op de zitting ontspint zich een discussie tussen atheïsme en afvalligheid. Uit de gehoren valt op te maken dat eiser zelf ook de termen door elkaar gebruikt, maar de rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser geen verklaring heeft gegeven over hoe hij atheïsme zou hebben beleden de afgelopen jaren en dat niet is gebleken van een diepgewortelde overtuiging. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder twijfels heeft kunnen hebben over hoe eiser met het wereldkundig maken van zijn afvalligheid is omgegaan. Enerzijds verklaart eiser in de gehoren dat hij alleen het gezin heeft ingelicht. Later geeft hij aan dat hij wel met [personen] heeft gesproken. Dit valt niet met elkaar te rijmen. Op de zitting wordt aangevoerd dat eiser met het gezin over zijn atheïsme sprak en met [personen] over zijn afvalligheid. Dit volgt niet uit de verklaringen van eiser. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij ook het atheïsme heeft besproken met [personen]. Op de zitting verklaart eiser dat hij geen openheid kan betrachten ten aanzien van zijn afvalligheid, vanwege de hoge straffen die daarop staan. Dan valt niet in te zien dat hij daarover zou spreken met collega’s, gelet op de risico’s die dat met zich mee zou brengen. Verder heeft verweerder - zoals hiervoor is overwogen - de inval ongeloofwaardig kunnen achten, zodat ook niet wordt gevolgd dat de boeken in handen zijn gekomen van de autoriteiten. Daardoor wordt niet gevolgd dat de autoriteiten op de hoogte zijn van het feit dat eiser afvallige is. Eiser heeft sinds 1981 geleefd alsof hij de islam nog beleed. Er mag inderdaad geen terughoudendheid worden verwacht, maar het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van een diepgewortelde overtuiging. Eiser verklaart juist dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
37 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202100944/1/V2. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Agosto 2022
    ...haar uitspraken van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4105, onder 2.1, 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:977, onder 5.4, 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93, onder 22.2. De bestuursrechter zou in dat geval onvoldoende in de gelegenheid zijn de motivering van de staatssecretaris in het besluit......
  • Uitspraak Nº 202102293/1/V2. Raad van State, 2022-01-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 Enero 2022
    ...stuk ingediend. De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met de zaak ECLI:NL:RVS:2022:93 op de zitting behandeld op 15 september 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.P.J. Cain, advocaat te Roermond, en de staatsse......
  • Uitspraak Nº NL22.7049. Rechtbank Den Haag, 2022-06-01
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 1 Junio 2022
    ...van de afvalligheid, gelet op de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL: RVS:2022:94. Verweerder acht het dan ook noodzakelijk om het besluit te herstellen. In dat kader verzoekt verweerder uw rechtban......
  • Uitspraak Nº NL21.15795. Rechtbank Den Haag, 2022-05-18
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 18 Mayo 2022
    ...weken na de dag van bekendmaking. 1 Vreemdelingenwet 2000. 2 Werkinstructie. 3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 4 ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL:RVS:2022:94. 5 Algemene wet bestuursrecht. ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
37 sentencias
  • Uitspraak Nº 202100944/1/V2. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Agosto 2022
    ...haar uitspraken van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4105, onder 2.1, 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:977, onder 5.4, 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93, onder 22.2. De bestuursrechter zou in dat geval onvoldoende in de gelegenheid zijn de motivering van de staatssecretaris in het besluit......
  • Uitspraak Nº 202102293/1/V2. Raad van State, 2022-01-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 Enero 2022
    ...stuk ingediend. De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met de zaak ECLI:NL:RVS:2022:93 op de zitting behandeld op 15 september 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.P.J. Cain, advocaat te Roermond, en de staatsse......
  • Uitspraak Nº NL22.7049. Rechtbank Den Haag, 2022-06-01
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 1 Junio 2022
    ...van de afvalligheid, gelet op de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL: RVS:2022:94. Verweerder acht het dan ook noodzakelijk om het besluit te herstellen. In dat kader verzoekt verweerder uw rechtban......
  • Uitspraak Nº NL21.15795. Rechtbank Den Haag, 2022-05-18
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 18 Mayo 2022
    ...weken na de dag van bekendmaking. 1 Vreemdelingenwet 2000. 2 Werkinstructie. 3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 4 ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL:RVS:2022:94. 5 Algemene wet bestuursrecht. ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT