Uitspraak Nº 202006345/1/R4. Raad van State, 2022-08-31

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2530
Docket Number202006345/1/R4
Date31 Agosto 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202006345/1/R4.

Datum uitspraak: 31 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2020 in zaak nr. 20/256 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Almere.

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2018 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van twee woningen op het perceel [locatie 1] en het perceel [locatie 2] te Almere (hierna: de woningen) tot zes zelfstandige wooneenheden (hierna: appartementen).

Bij besluit van 10 december 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Derde-belanghebbenden [partij 1] en [partij 2] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.D. van Tellingen, advocaat te Almere, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Haan, zijn verschenen. [partij 1] en [partij 2] zijn niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] heeft op 10 juli 2018 een aanvraag ingediend bij het college voor het verbouwen van de woningen tot zes appartementen. Ten tijde van de aanvraag was [appellant] eigenaar van de woningen. [appellant] heeft de woningen inmiddels verkocht.

Het college heeft de aanvraag van [appellant] niet alleen opgevat als een aanvraag die betrekking heeft op de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), maar ook als het gebruiken van de woningen in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

Het college heeft geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat de aanvraag volgens het college in strijd is met het bestemmingsplan. Het college is niet bereid om op grond van artikel 2.12 van de Wabo van het bestemmingsplan af te wijken, omdat de aanvraag naar zijn oordeel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag niet in strijd is met de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag in strijd is met de bouwregels van het bestemmingsplan en dat het mocht besluiten om daarvan niet af te wijken en de omgevingsvergunning dus niet te verlenen.

[appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat sprake is van strijd met de bouwregels van het bestemmingsplan. Volgens hem had het college de gevraagde omgevingsvergunning moeten verlenen.

Procesbelang

2. [partij 1] en [partij 2] betwijfelen of [appellant] belang heeft bij een uitspraak op zijn hoger beroep, omdat de woningen blijkens twee uittreksels van het kadaster zijn verkocht en hij dus geen eigenaar meer is van de woningen.

2.1. [appellant] stelt dat hij, ondanks de verkoop van de woningen, wél procesbelang heeft. Hij stelt hiertoe onder meer dat hij door de weigering een omgevingsvergunning te verlenen een hele lange periode geen huurders in de woonruimte heeft kunnen hebben. Dit heeft volgens hem geleid tot een aanzienlijke post aan gederfde huurinkomsten. [appellant] wenst in een (mogelijke) latere procedure een schadevergoeding van het college te vorderen. Daarnaast wenst hij vergoeding van de proceskosten in bezwaar en beroep.

2.2. Als iemand stelt schade te hebben geleden, kan dat betekenen dat hij/zij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2282. Het moet wel enigszins aannemelijk zijn dat schade is geleden als gevolg van het besluit.

2.3. [appellant] heeft naar het oordeel van de Afdeling tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de weigering een omgevingsvergunning te verlenen. Zijn stelling dat hij huurinkomsten is misgelopen als gevolg van die weigering, vormt daarvoor een voldoende onderbouwing. Gelet hierop heeft [appellant] belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.

Wettelijk kader

3. Op de percelen rust op grond van het bestemmingsplan "Noorderplassen Oost en West" de bestemming "Wonen". De relevante bepalingen van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de relevante regels van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT