Uitspraak Nº 202006721/1/R3. Raad van State, 2022-08-24

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2469
Docket Number202006721/1/R3
Date24 Agosto 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202006721/1/R3.

Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. Vereniging Dorpsbelangen Gasselternijveenschemond, gevestigd te Gasselternijveenschemond, gemeente Aa en Hunze,

2. het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2020 in zaak nr. 19/2468 in het geding tussen:

de vereniging

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Procesverloop

Bij brief van 20 maart 2019 heeft de minister gereageerd op het verzoek van de vereniging van 2 januari 2019 om handhavend op te treden met betrekking tot het voorbereiden en plaatsen van windturbines in de Drentse Veenkoloniën.

Bij besluit van 4 juni 2019 (hierna: het besluit op bezwaar) heeft de minister het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 3 november 2020 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en het bezwaar tegen de brief van 20 maart 2019 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de vereniging en het college hoger beroep ingesteld.

De minister en Duurzame Energieproductie Exloërmond B.V. en andere hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De vereniging heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2022, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.F. Koenders, advocaat te Groningen, en T. Bruining, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de minister, vertegenwoordigd door mr. K.M. van Leeuwen-Gerkema en A.M. Post, en Duurzame Energieproductie Exloërmond B.V. en andere, vertegenwoordigd door mr. R.A. Jager, advocaat te Amsterdam, mr. G.A. Leever en [gemachtigde D], als partij gehoord.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2. Bij besluit van 22 september 2016 hebben de ministers van Economische Zaken (thans: Economische Zaken en Klimaat) en van Infrastructuur en Milieu (thans: Infrastructuur en Waterstaat) het inpassingsplan "Windpark De Drentse Monden en Oostermoer" vastgesteld.

Bij besluiten van 22 september 2016 hebben de ministers met toepassing van artikel 3.36, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) omgevingsvergunningen verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Bij besluiten van 24 maart 2017 hebben de ministers de omgevingsvergunningen van 22 september 2016 gewijzigd. In de uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, zijn de beroepen tegen deze besluiten, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard.

3. De vereniging heeft de minister bij brief van 2 januari 2019 verzocht om het totaal te installeren vermogen van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer te beperken tot circa 150 MW en hierop te handhaven. Daarnaast heeft zij in deze brief verzocht om het maximale bronvermogen te handhaven op 105,8 dB(A). Verder verzoekt zij om handhaving van het beschermingsniveau voor geluid op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein van 47 dB Lden en 41 dB Lnight, en om de normen die gelden voor externe veiligheid te handhaven door de gekozen molen niet te accepteren. Tot slot verzoekt zij om de geldende norm voor slagschaduw van maximaal zes uur per jaar bij de meest nabijgelegen woning in het gebied te handhaven.

4. In de brief van de minister van 20 maart 2019 staat in reactie op dit verzoek dat het beoordelen van de gegevens en rapporten die voortvloeien uit de voorschriften in de omgevingsvergunningen en het verlenen van goedkeuring aan de betrokken ministers is. Dit kan volgens de minister namelijk worden gezien als een afronding van de vergunningverlening. In de brief staat verder dat de colleges van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn en Aa en Hunze de bevoegde gezagen zijn om handhavend op te treden op het moment dat de windturbines zijn gebouwd en niet voldoen aan de wettelijke normen en vergunningvoorschriften, en op het moment dat werkzaamheden worden verricht in strijd met de omgevingsvergunningen. De minister heeft een afschrift van deze brief gestuurd aan onder meer deze colleges.

In het besluit op bezwaar is het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens de minister de brief van 20 maart 2019 geen besluit is. Volgens de minister bevat deze brief feitelijke mededelingen die slechts een informatief karakter hebben en niet zijn gericht op een rechtsgevolg.

Aangevallen uitspraak

5. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 20 maart 2019 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens de rechtbank heeft de minister het bezwaar van de vereniging dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien, door het besluit op bezwaar te vernietigen, het bezwaar ongegrond te verklaren en te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft daarover overwogen dat de minister niet bevoegd is om handhavend op te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT