Uitspraak Nº 202104902/1/R1. Raad van State, 2022-09-14

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2693
Docket Number202104902/1/R1
Date14 Septiembre 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202104902/1/R1.

Datum uitspraak: 14 september 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], wonend te Haarlem,

2. het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 17 juni 2021 in zaak nr. 20/3537 in het geding tussen:

[appellant sub 1]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 heeft het college geweigerd om aan [appellant sub 1] een omgevingsvergunning te verlenen.

Bij besluit van 30 juni 2020 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 30 januari 2020 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 17 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 juni 2020 vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag (lees: het bezwaar) met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en het college hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 30 juli 2021 heeft het college het door [appellant sub 1] tegen het besluit van 30 januari 2020 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 30 januari 2020 opnieuw in stand gelaten.

[appellant sub 1] en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2022, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. A.J. van Putten, rechtsbijstandverlener te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant sub 1] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd om in afwijking van het bestemmingsplan "Leidsebuurt" de begane grond van het pand op het perceel [locatie] in Haarlem te mogen gebruiken voor wonen. De op het perceel rustende bestemming "Gemengd-3" staat wonen niet toe. Het college wil geen medewerking verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan, omdat het de gemengde bestemming die het pand heeft belangrijk vindt in relatie met de functiemenging in de Leidsebuurt en de mogelijkheid voor toekomstige starters een onderneming te vestigen in de Leidsebuurt.

Het hoger beroep van [appellant sub 1]

2. De rechtbank is uitgegaan van de volgende feiten. [appellant sub 1] heeft op vrijdag 22 november 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd. Dat betekent volgens de rechtbank dat de beslistermijn is aangevangen op zaterdag 23 november 2019 en acht weken later op vrijdag 17 januari 2020 is geëindigd. Bij brief van maandag 25 november 2019 heeft het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aanvullende informatie opgevraagd bij [appellant sub 1], omdat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Dit betekent dat de beslistermijn is opgeschort met ingang van dinsdag 26 november 2019. Op zaterdag 7 december 2019 heeft [appellant sub 1] zijn aanvraag volgens de rechtbank aangevuld met de door het college opgevraagde gegevens. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de opschorting van de beslistermijn in beginsel is geëindigd op zaterdag 7 december 2019.

Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat uit de jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat ook in het geval van opschorting van de beslistermijn de Algemene termijnenwet (hierna: de Atw) van toepassing is. De rechtbank heeft hierbij gewezen op de uitspraken van 9 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2953, 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2758, en 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:812. Dit betekent volgens de rechtbank dat de periode waarin de termijn is opgeschort, verlengd wordt van zaterdag 7 december 2019 naar maandag 9 december 2019.

Gelet hierop is volgens de rechtbank de beslistermijn opgeschort geweest tussen dinsdag 26 november 2019 en maandag 9 december 2019 en is de opschortingstermijn 14 dagen. De beslistermijn is aangevangen op zaterdag 23 november 2019 en eindigt acht weken later op vrijdag 17 januari 2020. Vanwege de opschorting moeten daar nog 14 dagen bij opgeteld worden. De uiterlijke termijn dat het college een beslissing kon nemen was daarom vrijdag 31 januari 2020. Het besluit is genomen op donderdag 30 januari 2020, wat dus binnen de termijn is.

Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, anders dan [appellant sub 1] heeft aangevoerd, geen sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

3. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank miskent dat er een omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat de beslistermijn is overschreden. Volgens [appellant sub 1] is de rechtbank voor de aanvang van de beslistermijn ten onrechte uitgegaan van de dag na het indienen van de aanvraag. Dit omdat uit artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) volgt dat het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Dit moet volgens [appellant sub 1] zo worden gelezen dat de eerste dag van de beslistermijn de dag is waarop de aanvraag is ontvangen, en niet de dag erna.

Ook voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat als een opschortingstermijn in het weekend of op een algemeen erkende feestdag eindigt, dan op grond van de Atw de termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende dag die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. De rechtbank verwijst naar uitspraken waarin de beslistermijn eindigde in het weekend, maar niet de opschortingstermijn. De rechtbank heeft ten onrechte een samenhang aangenomen tussen artikel 4:15 van de Awb en de Atw, aldus [appellant sub 1].

3.1. Artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo luidt:

"Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

[…]."

Artikel 4:15, eerste lid, van de Awb luidt:

"De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan:

a. de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, […]."

Artikel 1, eerste lid, van de Atw luidt:

"Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is."

3.2. Op de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.9 van de Wabo van toepassing. Het college moet binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag beslissen. De beslistermijn wordt op grond van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb opgeschort gedurende de periode dat het college om aanvulling van de aanvraag heeft verzocht tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Is een besluit niet tijdig genomen, dan volgt uit artikel 3.9, derde lid, van de Wabo en artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.

3.3. De Afdeling stelt vast dat de beslistermijn van acht weken is ingegaan op 23 november 2019, de dag na ontvangst van de aanvraag op 22...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT