Uitspraak Nº 202107567/1/A3. Raad van State, 2022-08-10

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2316
Docket Number202107567/1/A3
Date10 Agosto 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202107567/1/A3.

Datum uitspraak: 10 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Utrecht,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 september 2021 in zaak nr. 21/280 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2020 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd.

Bij besluit van 12 januari 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 6 april 2021 heeft de burgemeester een verbeurde dwangsom ingevorderd ter hoogte van € 2.500,-.

Bij besluit van 30 april 2021 heeft de burgemeester twee verbeurde dwangsommen ingevorderd, ter hoogte van samen € 5.000,-.

Bij besluit van 19 mei 2021 heeft de burgemeester een verbeurde dwangsom ingevorderd ter hoogte van € 2.500,-.

Bij uitspraak van 27 september 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. T.S. van der Horst, advocaat te Utrecht, en de burgemeester van Utrecht, vertegenwoordigd door A. Bil, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] is op 12 maart 2020, om 01:30 uur, als bijrijder van een voertuig aangehouden door de politie Midden-Nederland. Naar aanleiding van de bevindingen die zijn opgetekend in de bestuurlijke rapportage van 20 maart 2020 heeft de burgemeester de in het voertuig aangetroffen gereedschappen aangemerkt als inbrekerswerktuigen. Het is op grond van artikel 2:24, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (hierna: de APV) verboden om inbrekersvoertuigen te vervoeren of bij zich te hebben. Om te voorkomen dat [appellant] in de toekomst opnieuw dit verbod zal overtreden, heeft de burgemeester aan hem de last onder dwangsom opgelegd. Indien blijkt dat [appellant] weer inbrekerswerktuigen vervoert of bij zich heeft, moet hij per geconstateerde overtreding een dwangsom van € 2.500,- betalen, met een maximum van € 10.000,-.

2. Volgens de burgemeester heeft [appellant] na 12 maart 2020 vier keer het verbod om inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben overtreden. Dat maakt dat de dwangsommen volgens de burgemeester zijn verbeurd, waardoor hij is overgegaan tot invordering van de vier dwangsommen. De rechtbank heeft dit rechtmatig geacht.

Beoordeling van het hoger beroep

Was de burgemeester bevoegd?

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen. Hij voert aan dat het college bevoegd was, niet de burgemeester.

3.1 Artikel 172 van de Gemeentewet luidt:

"1 De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.

2 De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen.

3 De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

4 […]."

3.2 Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3342) is de zorg voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT