Uitspraak Nº 84.162803-21 (P). Rechtbank Overijssel, 2022-10-20

ECLIECLI:NL:RBOVE:2022:3037
Docket Number84.162803-21 (P)
Date20 Octubre 2022
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 84.162803-21 (P)

Datum vonnis: 20 oktober 2022

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1971 in [geboorteplaats] ,

wonende aan [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

6 oktober 2022.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. C.L. van Kooten en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. F.J.M. Kobossen, advocaat in Twello, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte (eigenaar van [bedrijf 1] ) is, na wijziging van de tenlastelegging op 6 oktober 2022, kort en zakelijk weergegeven, ten laste gelegd:

(feit 1) dat hij als eigenaar/exploitant van een speeltoestel aanmerkelijke schuld heeft aan een ongeval met dat speeltoestel door onvoldoende zorg te dragen voor het gebruik van een veilig, verantwoord en/of goedgekeurd speeltoestel en onvoldoende zorg te dragen voor voldoende toezichthouders die voldoende geïnformeerd en geïnstrueerd waren over het gebruik van dit speeltoestel en daarop toezicht hielden, ten gevolge waarvan de 8-jarige

[slachtoffer] ( [slachtoffer] ) door verdrinking is overleden;

(feit 2) dat hij een drijvend (opblaasbaar) speeltoestel heeft gebruikt (geëxploiteerd), terwijl dit speeltoestel niet voldeed aan en/of ten aanzien waarvan werd gehandeld in strijd met (krachtens de Warenwet) bij het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen gestelde voorschriften.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1 :

hij op of omstreeks 16 juni 2021 te Kapel-Avezaath, in de gemeente Buren, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door,

als eigenaar/exploitant van een speeltoestel (te weten een drijvend vrijetijdspark, Aquapark) kinderen/minderjarigen, waaronder [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2012, althans een of meer derde(n) van dat speeltoestel gebruik heeft laten maken, zulks terwijl hij, verdachte,
A. niet, althans onvoldoende zorg heeft gedragen voor het gebruik van een veilig en/of verantwoord en/of goedgekeurd speeltoestel, aangezien
- in/op/onder dat speeltoestel een of meer openingen en/of ruimtes zat/zaten die risicovol was/waren voor beknelling van het lichaam, althans van een of meer lichaamsdelen en/of verstrikking van badkleding en/of zwemvesten en/of accessoires, en/of
- een of meer gebruikte afdichtmiddelen op dat speeltoestel (te weten klittenbandsluiting(en) op PVC flappen) niet (meer) functioneerden, en/of terwijl (daardoor) de PVC-flap(pen) die diende(n) te voorkomen dat (een) gebruiker(s) tussen beide opblaasbare elementen kon(den) belanden niet/onvoldoende functioneerden, althans niet/onvoldoende deugdelijk waren bevestigd, en/of
- op/in voornoemd speeltoestel ruimte zat (DOC-00017 en DOC-00014, p. 111) tussen de (onvoldoende) aan elkaar bevestigde elementen door te lange verbindingen van geschakelde karabijnhaken, en/of de middelste ringen van beide elementen in het geheel niet aan elkaar waren bevestigd en/of
- aan de onderzijde (onder water) van dat speeltoestel geen flap(pen), althans enig afsluiting(en) van de opening(en)/ruime(s) aanwezig was/waren, en/of
B. niet, althans onvoldoende zorg heeft gedragen dat
- bij het speeltoestel/aquapark voldoende toezichthouders toezicht hielden, en/of
- de/het bij het speeltoestel aanwezige toezichthouders/personeel voldoende was/waren geïnformeerd en/of geïnstrueerd over het gebruik van dat speeltoestel,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer] onder elementen van het speeltoestel onder water is geraakt en/of onder water onder die elementen vast kwam te zitten althans niet zelf meer onder dat speeltoestel uit kon komen
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat [slachtoffer] aan/na verdrinking is overleden;

feit 2 :

hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 26 juni 2021 te Kapel-Avezaath, in de gemeente Buren,

een speeltoestel heeft gebruikt, terwijl dat drijvend (opblaasbaar) speeltoestel (Aquapark) niet voldeed aan en/of ten aanzien waarvan werd gehandeld in strijd met één of meer bij of krachtens het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS) gestelde voorschriften,

immers heeft hij, verdachte,
- in strijd met artikel 14 lid 2 van het WAS, als beheerder van voornoemd speeltoestel, niet met een actueel dossier aangetoond, althans kunnen aantonen, dat was voldaan aan de beheersverplichting als bedoeld in art. 15, eerste lid WAS,

en/of
- in strijd met artikel 14a van het WAS, als degene die voornoemd speeltoestel voorhanden had, niet over enig (geldig) certificaat van goedkeuring van een aangewezen instelling of een daarmee gelijkgesteld certificaat beschikte,

en/of
- in strijd met art. 15 van het WAS, als degene die voornoemd speeltoestel voorhanden had, er niet voor gezorgd dat voornoemd speeltoestel zodanig was geïnstalleerd, gemonteerd en/of zodanig was beproefd, geïnspecteerd en/of onderhouden en/of zodanig van opschriften was voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestond,

immers,
- zat/zaten in (delen van) het drijvend vrijetijdspark een of meer openingen en/of ruimtes waarin beknelling van het lichaam, althans van een of meer lichaamsdelen en/of verstrikking van badkleding en/of zwemvesten en/of accessoires mogelijk was, en/of
- functioneerden een of meer gebruikte afdichtmiddelen (te weten klittenbandsluiting(en) op PVC flappen) niet meer, en/of functioneerden (daardoor) de PVC-flap(pen) die dient/dienen te voorkomen dat (een) gebruiker(s) tussen beide opblaasbare elementen kon(den) belanden niet/onvoldoende/naar behoren, althans was/waren die PVC-flap(pen) niet deugdelijk bevestigd, en/of
- zat/zaten op/in voornoemd speeltoestel opening(en)/ruimte(s) tussen de (onvoldoende) aan elkaar bevestigde elementen door te lange verbindingen van geschakelde karabijnhaken, en/of niet aan elkaar bevestigde ringen
- zat/zaten in voornoemd speeltoestel openingen die zijn ontstaan door scheuren en/of losgekomen klittenbandverbindingen en/of openingen die zijn ontstaan door ontbrekende verbindingen (Launch Orbit) , en/of
- was/waren overdrukventiel(en) afgeplakt met duct tape, en/of
- was de gebruikersinformatie op onderdelen/toestellen onvolledig.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is. Daarnaast heeft de rechtbank op grond van artikel 39 lid 2 van de Wet op de economische delicten (WED) vastgesteld dat zij als meervoudige kamer bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De inleiding1

4.1

Aanleiding

Verdachte is de eigenaar van [bedrijf 1] in Kapel-Avezaath en exploiteerde op de zwemplas op het terrein een drijvend (opblaasbaar) speeltoestel. [slachtoffer] was op 16 juni 2021 aan het spelen op dit toestel. Zij is op enig moment onder water, onder het speeltoestel, aangetroffen door kinderen die daar ook aan het spelen waren. Ze is uit het water gehaald, naar de kant gebracht, gereanimeerd en naar het UMC Utrecht overgebracht. [slachtoffer] is de volgende dag, op 17 juni 2021 om 22:45 uur, overleden.

4.2

Juridisch kader

Schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht

Volgens de officier van justitie is het aan de schuld van verdachte te wijten dat [slachtoffer] door verdrinking is overleden. Aan verdachte is daarom onder feit 1 overtreding van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste gelegd.

Schuld in de zin van artikel 307 Sr komt in beeld als een verdachte een bepaald gevolg (de dood) niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat de persoon in kwestie niet alleen anders had moeten handelen (vermijdbaarheid) maar ook anders had kunnen handelen (verwijtbaarheid). Daarbij is niet elke fout die iemand maakt voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Het moet gaan om een verwijtbare, evidente, grotere fout. In strafrechtelijke bewoordingen: er moet minimaal sprake zijn van ‘aanmerkelijke schuld’ om tot een veroordeling te kunnen komen. Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het uiteindelijke gevolg van de gedragingen van verdachte weegt niet mee bij deze beoordeling. Hoe ernstig de gevolgen ook zijn, de schuld moet beoordeeld worden zonder het uiteindelijke gevolg daarin mee te wegen. Hierbij geldt dat in bepaalde situaties bovendien een grotere verantwoordelijkheid (een bijzondere zorgplicht) kan rusten op een verdachte die een beroepsbezigheid vervult. In dat geval is een verdachte tot meer nadenken, kennis, beleid en oplettendheid verplicht dan ‘de mens’ in het algemeen. Deze bijzondere zorgplicht, ook wel Garantenstellung genoemd, werkt door bij het vaststellen van de schuld. Verder is voor schuld vereist dat tussen de gemaakte fout en de dood voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat en dat het gevolg voldoende voorzienbaar was. Het juridische criterium om dit vast te stellen, is het toerekenen naar redelijkheid.

Een overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet

Daarnaast is aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegd dat hij een drijvend (opblaasbaar) speeltoestel heeft gebruikt (geëxploiteerd), terwijl dit speeltoestel niet voldeed aan en/of ten aanzien waarvan werd gehandeld in strijd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT