Uitspraak Nº AK_ZWO_16_1921. Rechtbank Overijssel, 2016-12-07

ECLIECLI:NL:RBOVE:2016:4852
Docket NumberAK_ZWO_16_1921
Date07 Diciembre 2016
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/1921

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

L.M. [eiser], Stichting Leefbaar Buitengebied en Stichting VROM? te respectievelijk Mariënheem, Ulicoten en gemeente Twenterand, eisers,

gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp,

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Landbouwbedrijf [naam], te Mariënheem,

gemachtigde: G.J. Vliem, werkzaam bij AR Bedrijfsontwikkeling B.V. te Wageningen.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Landbouwbedrijf [naam] (hierna: [naam] ) een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van een veehouderijbedrijf (meer specifiek: het vergroten van een bestaande varkensstal en het bouwen van een nieuwe varkensstal) op het perceel [adres 1] in Mariënheem (hierna: perceel 34). Dit besluit omvat mede een verklaring van geen bedenkingen ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw).

Eisers hebben tegen het bestreden besluit pro forma beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn bij faxen van 26 augustus, 18 en 23 oktober 2016 ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.

Op 7 november 2016 hebben eisers nadere stukken ingebracht. Op 14 november 2016 hebben eisers vragen van de rechtbank beantwoord.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2016. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.B.M. Droste en H.J.G. Vollenbroek, werkzaam bij de gemeente Raalte. [naam] heeft zich laten vertegenwoordigen door H.H.M. [naam] , bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op perceel 34 exploiteert [naam] een agrarisch bedrijf voor het houden van 1.666 vleesvarkens, 2 koeien, 1 paard en 1 pony. De vleesvarkens worden gehuisvest in drie stallen. Op 25 oktober 2011 is hiervoor een milieuvergunning verleend.

Op een naburig perceel, [adres 2] (hierna: perceel 36), exploiteert [naam] eveneens een agrarisch bedrijf. Dat agrarisch bedrijf betreft het houden van 800 vleeskalveren.

Bij aanvraag, binnengekomen 9 juli 2015, heeft [naam] verweerder verzocht hem een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een varkensstal en het uitbreiden en wijzigen van een varkensstal op perceel 34. Deze aanvraag is meerdere keren aangevuld. De aanvraag ziet op het verlengen van een bestaande stal (waar thans 1.400 vleesvarkens worden gehuisvest) met vier afdelingen voor 126 vleesvarkens. Het totaal te huisvesten vleesvarkens in deze stal komt daarmee uit op 1.400 + (4 x 126) = 1.904 vleesvarkens. Verder ziet de aanvraag op het bouwen van een nieuwe stal (op de locatie waar twee kleine bestaande stallen worden gesloopt) voor de huisvesting van 2.492 vleesvarkens in twee etages. De aanvraag ziet op een totale bedrijfsomvang van 4.396 vleesvarkens, 1 koe, 1 paard en 1 pony.

De ontwerpbeschikking heeft van 24 december 2015 tot en met 3 februari 2016 ter inzage gelegen. Eisers hebben binnen deze termijn pro forma zienswijzen ingediend. Op 16 en 17 februari 2016 zijn gronden ingediend.

Bij besluit van 7 april 2016 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) juncto artikel 47b van de Nbw verleend.

Bij besluit van 6 juni 2016 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Deze vergunning betreft de activiteiten ‘bouwen’ en ‘oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting (hierna: milieu)’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wabo. Dit besluit omvat mede de verklaring van geen bedenkingen op grond van de Nbw.

De omvang van het geding

2. Het bestreden besluit bestaat uit de navolgende besluitonderdelen:

- het (ver)bouwen van twee varkensstallen;

- het veranderen van de inrichting (milieu);

- het verlenen van een verklaring van geen bedenkingen op grond van de Nbw.

Uit de beroepsgronden blijkt dat eisers zich hebben beperkt tot de besluitonderdelen ‘bouwen’ en ‘milieu’. Er zijn geen beroepsgronden ingebracht tegen de verklaring van geen bedenkingen op grond van de Nbw.

Ter zitting heeft gemachtigde van eisers meegedeeld dat hij wel heeft beoogd om de verklaring van geen bedenkingen te bestrijden en dat dit kan worden ‘ingelezen’ in de beroepsgrond met betrekking tot de vraag of perceel 34 een zelfstandige inrichting is dan wel dat percelen 34 en 36 tezamen één inrichting vormen. Verder heeft gemachtigde verwezen naar de door hem ingediende zienswijze.

De rechtbank overweegt hieromtrent dat gemachtigde in zijn pro forma beroep en de meerdere aanvullingen niet heeft verwezen naar deze zienswijze. De rechtbank voegt hier voor de volledigheid aan toe dat, blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), in beroep niet kan worden volstaan met het eenvoudigweg verwijzen naar de gronden in de zienswijze. Er dient onderbouwd te worden waarom de weerlegging van deze gronden, neergelegd in het bestreden besluit, niet juist is. Verder oordeelt de rechtbank dat in de beroepsgrond met betrekking tot het inrichtingen-begrip op geen enkele wijze beroepsgronden tegen de verleende verklaring van geen bedenkingen kunnen worden ingelezen. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de besluitonderdelen ‘bouwen’ en ‘milieu’.

De ontvankelijkheid

3. Alvorens het geschil inhoudelijk te beoordelen, dient de rechtbank te onderzoeken of eisers in hun beroep kunnen worden ontvangen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

3.1.

Het kunnen indienen van een zienswijze in deze procedure is niet beperkt tot belanghebbenden maar staat open voor een ieder, nu de omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘milieu’ is voorbereid middels de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. De rechtbank verwijst in dit kader naar artikel 3.10, eerste lid, onder c, van de Wabo juncto artikel 3.12, vijfde lid, van de Wabo. Het instellen van beroep bij de bestuursrechter is daarentegen slechts voorbehouden aan belanghebbenden, zo blijkt uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank dient dan ook, al dan niet ambtshalve, te onderzoeken of alle (rechts)personen die beroep hebben ingesteld in hun beroep kunnen worden ontvangen. Concreet betekent dit dat de rechtbank moet onderzoeken of deze (rechts)personen kunnen worden aangemerkt als belanghebbende.

Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb). Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen (artikel 1.2, derde lid, van de Awb).

3.2.

Wil een natuurlijk persoon kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, dan moet er sprake zijn van een eigen, objectief bepaalbaar, actueel, persoonlijk en rechtstreeks belang. Indien een bestreden omgevingsvergunning meer dan één toestemming als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo bevat, moet per toestemming worden bepaald of degene die een rechtsmiddel heeft aangewend belanghebbende is, zo blijkt uit de jurisprudentie van de Afdeling.

In casu betreft het bestreden besluit, voor zover in beroep bestreden, een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘milieu’.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is ten aanzien van ruimtelijke besluiten (in casu de activiteit ‘bouwen’) een natuurlijk persoon in de hoedanigheid van bewoner belanghebbende bij een dergelijk besluit(onderdeel) indien er is voldaan aan het nabijheidscriterium, waarbij het zichtcriterium weliswaar een hulpmiddel maar niet doorslaggevend is. Ook andere omstandigheden kunnen leiden tot de slotsom dat een natuurlijk persoon kan worden aangemerkt als belanghebbende.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling zijn, ten aanzien van een milieuomgevingsvergunning, onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden bij dit besluit(onderdeel). Aanvankelijk was daarbij niet van belang in welke mate milieugevolgen kunnen worden ondervonden. In de uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, heeft de Afdeling deze jurisprudentie aangescherpt. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat voor de belanghebbendheid bij een milieuomgevingsvergunning aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.

3.3.

Indien er sprake is van een rechtspersoon die blijkens zijn doelstelling een algemeen belang behartigt, dient te worden beoordeeld of de statutaire doelstelling geografisch en functioneel (enigszins) is toegesneden op datgene dat met het bestreden besluit mogelijk wordt gemaakt. Het statutaire doel van de rechtspersoon mag immers niet zo veelomvattend zijn dat het onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van de rechtspersoon rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Verder dient de rechtspersoon feitelijke werkzaamheden te verrichten waaruit blijkt dat hij het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Het louter in rechte opkomen tegen besluiten kan als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou immers betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT