Uitspraak Nº AWB - 18 _ 6772. Rechtbank Gelderland, 2020-11-23

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:6154
Docket NumberAWB - 18 _ 6772
Date23 Noviembre 2020
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/6772

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiser] , [eiser] , [eiser] , [eiser] en [eiser],

te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [woonplaats] , vergunninghouder,

(gemachtigde: mr. N.S. Commijs)

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2017 heeft verweerder een aanvraag van vergunninghouder om een omgevingsvergunning voor een geitenstal aan de [locatie] te [woonplaats] , geweigerd.

Tegen deze weigering heeft vergunninghouder bezwaar gemaakt.

Op 23 oktober 2018 is bij het bestreden besluit het bezwaar van vergunninghouder gegrond verklaard, de weigering herroepen en de omgevingsvergunning alsnog verleend.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J. IJsseldijk en G.H. Landeweerd. Vergunninghouder is verschenen, vertegenwoordigd door [derde-partij] en [derde-partij], bijgestaan door gemachtigde en ing. B.H. Wopereis.

Overwegingen

Inleiding

1. Eisers zijn omwonenden van het bedrijf van vergunninghouder. Zij stellen overlast van dat bedrijf te ondervinden. De verleende vergunning breidt het bedrijf uit, zodat eisers vrezen dat de overlast onaanvaardbaar zal toenemen.

2. De op 8 maart 2017 ingediende aanvraag, is bij besluit van 24 oktober 2017 geweigerd, omdat de gevraagde activiteit niet overeenkomstig het destijds geldende bestemmingsplan was. Hangende het tegen dit besluit door vergunninghouder gemaakte bezwaar is op 9 november 2017 in werking getreden het bestemmingplan “Landelijk gebied Bronckhorst” (het nieuwe bestemmingsplan).

In het bestreden besluit op bezwaar heeft verweerder geoordeeld dat de aanvraag in overeenstemming is met dit nieuwe bestemmingplan en dus niet geweigerd kan worden. Ook de per januari 2018 geldende Omgevingsverordening Gelderland en het voorbereidingsbesluit van 30 augustus 2017 van de provincie Gelderland staat aan verlening niet in de weg, omdat aanvragen die overeenkomstig het geldende bestemmingsplan kunnen worden vergund, niet onder de werking van de verordening en het voorbereidingsbesluit vallen, aldus verweerder.

3. Bij het bestreden besluit is daarom alsnog een vergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo.

Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

4. Eisers betogen dat de omgevingsvergunning beperkte milieutoets niet had mogen worden verleend omdat vergunninghouder ten onrechte geen aanmeldnotitie heeft opgesteld en verweerder geen mer-beoordelingsbesluit heeft genomen.

4.1.

Per 7 juli 2017 is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) gewijzigd (zie Stb. 2017, 175). Die wijziging houdt in dat de vormvrije mer-beoordeling is vervangen door een mer- beoordelingsbesluit, voor zover, kort gezegd, de desbetreffende activiteit in de bijlage, onderdeel D, bij het Besluit mer is opgenomen. Dat is hier het geval: het wijzigen van geitenhouderij valt onder categorie D14 kolom 1, van de bijlage. Daarom is op grond van artikel 7.16 van de Wet milieubeheer (Wm) in samenhang met het gewijzigde Besluit mer een zogenaamde aanmeldingsnotitie en, op grond van artikel 7.17 van de Wm, een mer-beoordelingsbesluit verplicht. Dat de in kolom 2 genoemde drempelwaarden niet worden overschreden, is daarbij niet van belang. Het gaat erom dat de activiteit in kolom 1 wordt omschreven.

In het Besluit mer is geen overgangsrecht opgenomen. Uit de in artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit mer neergelegde verplichting om de daar genoemde artikelen uit de Wm toe te passen, volgt daarom dat bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets door verweerder een mer-beoordelingsbesluit moet worden genomen. Vergunninghouder betoogt dat verweerder in het besluit van 24 oktober 2017 een mer-beoordelingsbesluit heeft genomen. In dat besluit is namelijk de zinsnede opgenomen “te besluiten dat geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden”. Verweerder heeft ter zitting echter meermaals benadrukt dat het geen mer-beoordelingsbesluit heeft genomen. Nu verweerder ter zitting stellig heeft ontkend een mer-beoordelingsbesluit te hebben genomen, zal de rechtbank het besluit van 24 oktober 2017 niet als zodanig aanmerken. Een ander besluit van verweerder dat als mer-beoordelingsbesluit kan worden aangemerkt, is er niet.

De rechtbank komt dus tot het oordeel dat verweerder voor de aangevraagde activiteit geen mer-beoordelingsbesluit heeft genomen en dat het bestreden besluit op dit punt dus in strijd is met de in artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit mer neergelegde verplichting om de daar genoemde artikelen uit de Wm toe te passen.

Het betoog van verweerder ter zitting dat het nemen van een mer-beoordelingsbesluit niet nodig is omdat het Besluit mer in zoverre in strijd is met richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (hierna: de richtlijn), volgt de rechtbank niet. De richtlijn kent geen bepaling die het nemen van een mer-beoordelingsbesluit verbiedt en al zou de richtlijn het nemen van een mer-beoordelingsbesluit niet vereisen, is de rechtbank van oordeel dat het niet is verboden dat op grond van het Besluit mer in meer gevallen een mer-beoordelingsbesluit nodig is dan de richtlijn vereist.

Conclusie is dat verweerder ten onrechte geen mer-beoordelingsbesluit heeft genomen. Het betoog slaagt.

4.2

Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit komt wat betreft de omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor vernietiging in aanmerking.

De schending van paragraaf 7.6 van de Wm vanwege het ontbreken van een mer-beoordelingsbesluit kan in dit geval ook niet worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alleen al omdat het gebrek niet in beroep is hersteld door alsnog een mer-beoordelingsbesluit te nemen. Dat lag anders in de door vergunninghouder aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986) omdat in die zaak alsnog een aanmeldnotitie was opgesteld en vervolgens een mer-beoordelingsbesluit was genomen.

Voor een finale...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT