Uitspraak Nº 201707753/1/R3. Raad van State, 2018-06-20

ECLIECLI:NL:RVS:2018:1986
Date20 Junio 2018
Docket Number201707753/1/R3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201707753/1/R3.

Datum uitspraak: 20 juni 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Camping de Papaver B.V., gevestigd te Sellingen, gemeente Westerwolde, en anderen,

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2017 heeft het college aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor de ontgronding van de percelen kadastraal bekend gemeente Vlagtwedde, sectie S, nrs. 1078, 1077, 730, 1125, 1135, 1136 en 729, plaatselijk bekend als de locatie Sellingerbeetse. Ook heeft het college [vergunninghoudster] bij dit besluit machtiging verleend om met de uitvoering aan te vangen zolang deze vergunning niet onherroepelijk is. Het college heeft daarnaast besloten dat geen milieueffectrapport (hierna: MER) behoeft te worden opgesteld.

[appellant 1] en [appellant 2], Camping De Papaver B.V. en [appellant 3] (hierna: de camping en anderen) hadden beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dit besluit. Dit beroep heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 28 september 2017. Dit beroep is aangevuld bij brief van 16 oktober 2017.

Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.

[vergunninghoudster] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2018, waar de camping en anderen, vertegenwoordigd door [appellant 1], bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. van der Burgh, J. Hartman en A.B. Huinder, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Wijchen, en het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde, vertegenwoordigd door A. Kuiper en G. Metselaar, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. De ontgrondingsvergunning heeft betrekking op de Noordplas in Sellingen. Voor zandwinning op deze locatie heeft het college eerder op 23 augustus 2005 vergunning verleend, welke vergunning op 13 september 2016 is verlopen. Het college beoogt met de nu verleende vergunning de bestaande zandwinning met een oppervlakte van ongeveer 28 hectare opnieuw van een juridische basis te voorzien en daarnaast een uitbreiding van de zandwinning toe te staan van in totaal ongeveer 17,5 hectare.

2. Ten zuidoosten van de Noordplas bevindt zich de Zuidplas. Dit is een na ontgronding ontstane natuur- en recreatieplas van ongeveer 50 hectare. Camping De Papaver is aan de zuidoever van de Zuidplas gevestigd. [appellant 1] woont op het campingterrein. [appellant 3] is eigenaar van het campingterrein. De kortste afstand tussen het campingterrein en de ontgrondingslocatie is ongeveer 550 meter.

Ontvankelijkheid

3. voert aan dat de camping en anderen geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. [vergunninghoudster] heeft in dit kader een rapportage van Kruger overgelegd waaruit naar voren komt dat de zandwinning en de camping goed naast elkaar kunnen bestaan. Verder blijkt volgens [vergunninghoudster] uit de onderzoeksrapporten die aan het besluit ten grondslag zijn gelegd dat ter plaatse van de woning van [appellant 1] geen milieueffecten van enige betekenis zullen worden ondervonden.

3.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

3.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271) is het uitgangspunt dat degene die feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Indien het besluit en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, komt de vraag of aan die norm wordt voldaan aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

3.3. In een uitspraak van 24 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1336) is de belanghebbendheid van de camping en anderen al aan de orde geweest. De Afdeling oordeelde als volgt:

"De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 september 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY8105, omtrent de bij besluit van 23 augustus 2005 verleende ontgrondingsvergunning, overwogen dat [appellant 1] eigenaar is van een camping aan de Beetserweg 58 te Sellingen en dat de camping ligt in de nabijheid van de bestaande zandafgraving en op ongeveer 550 m van de nieuwe zandafgraving. [appellant 1] is in die zaak als belanghebbende aangemerkt. Niet in geschil is dat thans Camping De Papaver B.V. de camping exploiteert en dat [appellant 3] eigenaar is van de gronden ter plaatse. Nu thans in geding is de verlenging van de geldigheidsduur van de bij besluit van 23 augustus 2005 verleende ontgrondingsvergunning, is de Afdeling van oordeel dat Camping De Papaver B.V. en [appellant 3] belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de bij besluit van 23 augustus 2005 verleende ontgrondingsvergunning wordt verlengd voor een periode van 10 jaar.

Wat betreft [appellant 1] is ter zitting gebleken dat [appellant 1] woont aan de [locatie] te Sellingen, en wel op de bovenverdieping van het hoofdgebouw dat op de camping staat. Zijn woning staat op een afstand van ongeveer 1 km van de ontgrondingslocatie. Weliswaar heeft [appellant 1] vanuit zijn woning mogelijk slechts beperkt zicht op de ontgronding door de aanwezigheid van bomen, maar gelet op de afstand tot de ontgronding en de ligging van zijn woning aan de Zuidplas acht de Afdeling het niet uitgesloten dat [appellant 1] milieueffecten van enige betekenis zal ondervinden van de ontgronding. Gelet hierop kan [appellant 1] naar het oordeel van de Afdeling worden aangemerkt als belanghebbende."

3.4. De Afdeling ziet thans geen aanleiding voor een ander oordeel. In hetgeen [vergunninghoudster] heeft aangevoerd en overgelegd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat gevolgen van enige betekenis van de zandwinning ter plaatse van het campingterrein ontbreken. De camping en anderen kunnen naar het oordeel van de Afdeling worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit.

Ingetrokken beroepsgrond

4. Ter zitting hebben de camping en anderen het beroep ingetrokken voor zover dit was gericht tegen de verleende machtiging als bedoeld in artikel 12 van de Ontgrondingenwet.

Toetsingskader

5. In deze procedure staat, gelet op de aangevoerde beroepsgronden en artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet, ter beoordeling of het college bij afweging van alle bij de ontgronding betrokken belangen de ontgrondingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

Het beroep tegen het besluit van 28 september 2017

M.e.r.-plicht

6. De camping en anderen betogen dat het college de aanvraag om een ontgrondingsvergunning op grond van artikel 7.28 van de Wet milieubeheer buiten behandeling had moeten laten, omdat ten onrechte geen MER is opgesteld en bij de aanvraag is overgelegd. Zij voeren hiertoe aan dat de drempelwaarde van 25 hectare uit categorie C 16.1 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) wordt overschreden. De camping en anderen verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1720) en voeren aan dat de zandwinning in de bestaande plas feitelijk nog niet is afgerond, zodat de oppervlakte van de bestaande plas ook meetelt bij het toetsen aan de drempelwaarde. Volgens de camping en anderen maakt het college ten onrechte onderscheid tussen de zandwinning in droge en natte gebieden, omdat Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB 2012, L 26; hierna: de m.e.r.-richtlijn) dit onderscheid niet kent. Het begrip "winning van oppervlaktedelfstoffen" uit de bijlage bij het Besluit m.e.r. is de omzetting van het begrip "dagbouwmijn" uit bijlage I van de m.e.r.-richtlijn, aldus de camping en anderen.

6.1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

6.2. Het college en [vergunninghoudster] stellen zich primair op het standpunt dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan de vernietiging van het besluit vanwege het ontbreken van een MER.

6.2.1. Artikel 8:69a van de Awb luidt:

"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
7 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 Noviembre 2020
    ...tevens tot bescherming van het belang tot behoud van een goed woon- en leefklimaat en verblijfsklimaat (uitspraak van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1986 (Zandwinning 10.84. Het bevoegd gezag dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren in gevallen waarin een activiteit genoemd word......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 1049. Rechtbank Gelderland, 2019-04-19
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 19 Abril 2019
    ...van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd, en in dat kader gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986). 9. De OBM-vergunning draait op grond van artikel 5:13b, eerste lid, van het Bor om de vraag of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. ......
  • Uitspraak Nº AWB/ROE 19/3292. Rechtbank Limburg, 2020-12-17
    • Nederland
    • 17 Diciembre 2020
    ...evenmin als andere belanghebbenden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986). Omgevingsverordening Limburg 2014 15. Volgens eiser is de Omgevingsverordening Limburg 2014 (hierna: de Omgevingsverordening) van toepassing o......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 6772. Rechtbank Gelderland, 2020-11-23
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 23 Noviembre 2020
    ...door vergunninghouder aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986) omdat in die zaak alsnog een aanmeldnotitie was opgesteld en vervolgens een mer-beoordelingsbesluit was genomen. Voor een finale besle......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
7 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 1049. Rechtbank Gelderland, 2019-04-19
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 19 Abril 2019
    ...van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd, en in dat kader gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986). 9. De OBM-vergunning draait op grond van artikel 5:13b, eerste lid, van het Bor om de vraag of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. ......
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 Noviembre 2020
    ...tevens tot bescherming van het belang tot behoud van een goed woon- en leefklimaat en verblijfsklimaat (uitspraak van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1986 (Zandwinning 10.84. Het bevoegd gezag dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren in gevallen waarin een activiteit genoemd word......
  • Uitspraak Nº AWB/ROE 19/3292. Rechtbank Limburg, 2020-12-17
    • Nederland
    • 17 Diciembre 2020
    ...evenmin als andere belanghebbenden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986). Omgevingsverordening Limburg 2014 15. Volgens eiser is de Omgevingsverordening Limburg 2014 (hierna: de Omgevingsverordening) van toepassing o......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 6772. Rechtbank Gelderland, 2020-11-23
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 23 Noviembre 2020
    ...door vergunninghouder aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1986) omdat in die zaak alsnog een aanmeldnotitie was opgesteld en vervolgens een mer-beoordelingsbesluit was genomen. Voor een finale besle......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT