Uitspraak Nº AWB - 19 _ 1712. Rechtbank Gelderland, 2019-06-05
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2019:2493 |
Date | 05 Junio 2019 |
Docket Number | AWB - 19 _ 1712 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1712
op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
(gemachtigde: J.B. Kaiser),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek, verweerder.
Bij besluit van 12 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster onder oplegging van een dwangsom gelast om het gebruik van het recreatieverblijf op het adres [adres] te [woonplaats] voor niet-recreatieve bewoning te beëindigen en beëindigd te houden.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door Z. Güler en mr. P.H.J. de Jonge.
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster is eigenaar van een vrijstaande recreatiewoning op [locatie] te [woonplaats] . Volgens verweerder gebruikt verzoekster deze recreatiewoning niet-recreatief. Dat is in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied 2007”. Verweerder heeft verzoekster gelast het niet-recreatieve gebruik van de recreatiewoning te beëindigen en beëindigd te houden. Hij heeft een begunstigingstermijn gegeven die afloopt op 26 augustus 2019. Aan de last is een dwangsom verbonden van € 25.000 ineens. Die moet verzoekster betalen als zij niet voor het einde van de begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan.
3. Op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied 2007” mag de recreatiewoning alleen recreatief worden gebruikt. Permanente bewoning is niet toegestaan. Permanente bewoning is in artikel 1 van het bestemmingsplan omschreven als het hebben van het hoofdwoonverblijf in een recreatiewoning.
4. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 29 augustus 2018; ECLI:NL:RVS:2018:2872) ligt het op de weg van het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan de voor het vermoeden dat een recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan permanent wordt bewoond vereiste feiten vast te stellen. Het is vervolgens aan de aangeschrevene om dit vermoeden, indien daartoe aanleiding bestaat, te ontkrachten. Bij het ontbreken daarvan dient de rechter in beginsel van de juistheid van het vermoeden uit te gaan. Indien de betrokkene blijkens de Basisregistratie personen (Brp), op een ander adres dan de recreatiewoning is ingeschreven, is het aan het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat de betrokkene niettemin hoofdverblijf in de recreatiewoning heeft. Het feit dat betrokkene op een ander adres dan dat van de recreatiewoning staat ingeschreven en op het adres waar hij staat ingeschreven niet over...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT