Uitspraak Nº AWB- 19_6011. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-10-19

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:5042
Docket NumberAWB- 19_6011
Date19 Octubre 2020
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 19/6011 CHWA

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaak tussen

1. [B.V. (Holding) eiseressen sub 1] .en [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] .,

te Maastricht,

en,

2. [naam B.V. eiseres sub 2] ,

te Made,

samen te noemen: eiseressen,

gemachtigde: mr. W.P.N. Remie,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen,

verweerder,

gemachtigde: mr. J.A. Mohuddy.

Procesverloop

In het besluit van 16 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het college de door [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] aangevraagde omgevingsvergunning, strekkende tot realisatie gedurende 25 jaar van zonnepark “ [projectnaam] ” te Lage Zwaluwe geweigerd.

Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 september 2020, tegelijk met de beroepen van (onder meer) [B.V. (Holding) eiseressen sub 1]. tegen drie andere geweigerde omgevingsvergunningen voor realisatie van zonneparken, bekend onder de zaaknummers BRE 19/6101, 19/6102 en 19/6132 CHWA. Bij de behandeling ter zitting van dit beroep waren namens eiseressen sub 1 aanwezig mr. A.A.M. van Beek en ir. R. Kamsteeg, samen met de gemachtigde. Voor eiseres sub 2 is [aanwezige namens eiseres sub2] verschenen, samen met de gemachtigde. Eiseressen hebben zich laten vergezellen door twee door hen aangekondigde deskundigen, te weten ir. A. Loth en ir. F. Bouwman. Voor het college is [vertegenwoordiger college] verschenen, samen met de gemachtigde en mr. E.P. Euverman, kantoorgenoot van gemachtigde.

Overwegingen

1 Feiten en omstandigheden

Op 10 september 2018 heeft [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de duur van 25 jaar voor een project genaamd [projectnaam] . Blijkens de aanvraag bestaat het project uit de realisatie van een zonnepark met extra natuur met een oppervlakte van in totaal circa 35 hectare, op een locatie ter hoogte van de [locatie] te Lage Zwaluwe, op de percelen kadastraal bekend als Hooge en Lage Zwaluwe, sectie [perceel nummers] . Deze percelen zijn eigendom van eiseres sub 2. De aanvraag ziet onder meer op de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan.

Het college heeft 25 april 2019 kenbaar gemaakt voornemens te zijn de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit strekkende tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen zijn vanaf 26 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd.

Eiseressen hebben in reactie op dit voornemen bij brieven van 29 mei 2019, 5 juni 2019 en

9 juli 2019 zienswijzen ingediend.

De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van het eerdere voornemen. Bij het bestreden besluit heeft het college de door [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] aangevraagde omgevingsvergunning in navolging van de door de raad geweigerde verklaring van geen bedenkingen geweigerd.

2 Bevoegdheid van de rechtbank: termijnoverschrijding CHW

De Crisis- en Herstelwet (CHW) is van toepassing op deze beroepsprocedure. Dat betekent dat de bestuursrechter op grond van artikel 1.6, vierde lid, van de CHW binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak dient te doen. Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan. Als gevolg daarvan is de termijn van zes maanden inmiddels verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het verstrijken van deze termijn niet met zich dat de rechtbank niet langer bevoegd zou zijn om een uitspraak te doen op dit beroep (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1989). Nu daarvoor ook overigens geen beletselen aanwezig zijn, is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van dit beroep en daarop uitspraak te doen.

3 Beroep ontvankelijk: eiseressen belanghebbende?

De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiseressen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Zijn zij geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dan is hun beroep niet-ontvankelijk.

Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

3.1

Naar het oordeel van de rechtbank zijn eiseressen sub 1 belanghebbende bij het bestreden besluit. Als aanvrager van de omgevingsvergunning is het belang van [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. [B.V. (Holding) eiseressen sub 1] is enig aandeelhouder van [B.V. (projecten II Holding)] , die op haar beurt weer enig aandeelhouder is van [ B.V. eiseressen sub 1 naam 2] Gelet daarop is ook het belang van [B.V. (Holding) eiseressen sub 1] . rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit.

3.2

Eiseres sub 2 kan naar het oordeel van de rechtbank niet als belanghebbende worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning zich uitsluitend richt tot eiseressen sub 1. De weigering heeft geen rechtsgevolgen voor eiseres sub 2 en gesteld noch gebleken is dat eiseres sub 2 door de weigering in haar eigendomsrecht of ander fundamenteel recht wordt aangetast. Eventuele (financiële) schade die zij lijdt is slechts een afgeleid belang, nu dat belang uitsluitend voortvloeit uit de contractuele relatie die eiseres sub 2 heeft met de ontwikkelaars van het zonnepark (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3386).

De rechtbank zal het beroep van eiseres sub 2 daarom niet-ontvankelijk verklaren.

4 De verklaring van geen bedenkingen
4.1

Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit

a. het bouwen van een bouwwerk,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt, voor zover hier van belang, dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend wordt dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.

4.2

Eiseressen sub 1 hebben aangevoerd dat de procedure voor verlening van de verklaring van geen bedenkingen niet voldeed aan de eisen die daaraan in de rechtspraak worden gesteld. De aanvraag is niet onverwijld, maar pas op 26 maart 2019 doorgestuurd naar de gemeenteraad en de gemeenteraad heeft niet zelf het ontwerpbesluit strekkende tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen opgesteld, maar het door het college opgestelde ontwerp overgenomen. Het vaststellen van het besluit tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen was tot slot oorspronkelijk niet eens geagendeerd voor vaststelling in een raadsvergadering.

Dat de vaststelling van het besluit tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen oorspronkelijk niet geagendeerd was om te worden vastgesteld in een raadsvergadering, laat onverlet dat zowel het ontwerpbesluit, als het besluit strekkende tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen uiteindelijk wel in een raadsvergadering is vastgesteld. Dit argument treft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen doel.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT