Uitspraak Nº AWB- 21_903. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-17

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:3312
Docket NumberAWB- 21_903
Date17 Junio 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/903 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen A.P.M. [naam broer] , te [plaatsnaam 1] , eiser

gemachtigde: mr. R.E. Betgen,

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.
Procesverloop

In het besluit van 30 januari 2020 (primair besluit) heeft de minister een bestuurlijke boete aan eiser opgelegd op grond van de Arbeidstijdenwet (Atw).

In het besluit van 4 januari 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens de minister mr. A. van Geel en mr. L.M. d’Hooghe.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Op 30 april 2019 heeft een inspecteur van de politie Eenheid [plaatsnaam 2] om 16.20 uur een motorrijtuig, merk [voertuig merk] , voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] (NL) met gekoppelde oplegger, merk [merk] , voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] (NL), gecontroleerd op de juiste naleving van de bij of krachtens de Atw gegeven regels en voorschriften. Daarbij is de volgende overtreding geconstateerd: door de bestuurder werd een niet op zijn naam gestelde bestuurderskaart, werkplaatskaart of bedrijfskaart gebruikt, een en ander in strijd met het bepaalde in artikel 2.4:4, eerste lid, onder e, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv).

Bij besluit van 29 augustus 2017 (primair besluit) is aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 4.400,-.

Bij het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en heeft hij het primaire besluit gehandhaafd.

2. De minister meent dat uit het boeterapport voldoende blijkt dat eiser op 13 april 2019 tussen 07:31 uur en 11:20 uur enkele periodes heeft gereden met een vrachtwagencombinatie terwijl in het controleapparaat de bestuurderskaart van zijn broer ( [naam broer] ) was gebezigd. In totaal werd gedurende deze periode een afstand van 21,6 kilometer gereden.

3. Eiser voert – primair – aan dat hem ten onrechte niet (tijdig) de cautie is gegeven. Daardoor is ten onrechte van hem actieve medewerking verlangd tot het afgeven van zijn agenda. Eiser stelt dat dit in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Subsidiair doet eiser een beroep op het Chambaz-arrest (EHRM 5 april 2012, nr. 11663/04).

Meer subsidiair roept eiser de vraag op wat er is gebeurd nadat hij zijn agenda heeft overhandigd. Volgens eiser kan het niet anders zijn dan dat er een vraaggesprek heeft plaatsgevonden over de constateringen in de agenda, maar daarover zijn volgens eiser geen feiten of omstandigheden geverbaliseerd en ook daarvoor had eiser de cautie moeten worden gegeven. Tot slot stelt eiser dat de verklaring van zijn broer van het bewijs moet worden uitgesloten.

Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en met het evenredigheidsbeginsel.

4. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Het onderzoek van de verbalisant

5.1

De inspecteur van politie (hierna: verbalisant) heeft in het boeterapport van 21 mei 2019 het navolgende verklaard. Op dinsdag 30 april 2019 om 16.20 uur heeft hij een motorrijtuig, merk [voertuig merk] , voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] (NL) met gekoppelde oplegger, merk [merk] , voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] (NL), gecontroleerd op de juiste naleving van de bij of krachtens de Atw gegeven regels en voorschriften. Eiser bestuurde de vrachtwagencombinatie. Hij overhandigde onder ander zijn rijbewijs aan de verbalisant en liet op eigen initiatief zijn agenda zien. De verbalisant zag dat in die agenda de rij- en rusttijden van eiser waren genoteerd. De verbalisant heeft een download gemaakt van de gegevens zoals deze waren geregistreerd in de tachograaf. Hij zag toen dat op alle dagen waarop was gereden met de vrachtwagen, de bestuurderskaart van eiser was gebruikt, behalve op zaterdag 13 april 2019. Toen is de bestuurderskaart van de broer van eiser, [naam broer] , gebruikt. Eiser verklaarde desgevraagd dat zijn broer die dag had gereden. De verbalisant controleerde vervolgens het rijbewijzenregister en stelde vast dat de broer van eiser niet beschikte over het juiste rijbewijs CE met code 95 om met de vrachtwagencombinatie te mogen rijden. Hij heeft toen telefonisch contact gehad met de broer van eiser en aan hem gevraagd wanneer hij voor het laatst heeft gereden met een vrachtwagen. Na lang aarzelen verklaarde de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT