Uitspraak Nº BRE 18_1618. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-12-20

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:7040
Date20 Diciembre 2018
Docket NumberBRE 18_1618
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/1618 WET

uitspraak van 20 december 2018 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Grondexploitatiemaatschappij [naam eiseres] , te [naam woonplaats 1] ,

eiseres,

hierna te noemen: [naam eiseres] ,

gemachtigde: mr. C.G.J.M. Termaat,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

[naam aanvrager] , te [naam woonplaats 2] ,

aanvrager,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

[naam eiseres] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 januari 2018 (bestreden besluit) van het college inzake de toekenning aan aanvrager van een tegemoetkoming in de planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) als gevolg van de inwerkingtreding van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ”.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2018, tegelijk met het onderzoek in 21 andere beroepen over verzoeken om planschade in verband met de inwerkingtreding van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ”.

[naam eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Daarnaast is namens [naam eiseres] [naam projectdirecteur] , projectdirecteur, verschenen. Ten slotte is namens [naam eiseres] [naam deskundige] als deskundige verschenen.

Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.C.J.M. Willemse. Hij heeft zich laten vergezellen door mr. A.A.M. Bruggeman KRMT en mr. J.H.J. van Erk van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) als deskundigen.

Aanvrager is verschenen samen met zijn echtgenote, [naam echtgenote] , en bijgestaan door zijn gemachtigde.

De termijn voor het doen van uitspraak is ter zitting verlengd.

Overwegingen

1 Feiten

Aanvrager is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 1] te [naam woonplaats 2] .

Op 17 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente [naam woonplaats 1] het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 8 augustus 2014 in werking getreden en op 20 november 2014 onherroepelijk geworden. Bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” is de planologische basis voor het realiseren van een woonwijk met circa 380 woningen met bijbehorende voorzieningen op een dichtbij aanvragers woning gelegen gebied dat onder het direct voorafgaand aan bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” geldende planologische regime onder meer bestemd was voor agrarische doeleinden en voor openbaar groen.

Aanvrager heeft op 31 mei 2015 een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro. Hij heeft daaraan - samengevat - ten grondslag gelegd dat door de planologische verandering de waarde van zijn woning is verminderd.

Het college heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan de SAOZ. De SAOZ heeft haar advies neergelegd in een rapport van april 2016.

Bij besluit van 11 mei 2016 (primair besluit) heeft het college de aanvraag onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de SAOZ toegewezen en een tegemoetkoming toegekend van € 39.300,-, vermeerderd met wettelijke rente.

[naam eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het kader van de totstandkoming van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ” is een samenwerkingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [naam eiseres] de partij is die zorgdraagt voor de betaling aan de gemeente van door het college toegekende en uitgekeerde tegemoetkomingen in planschade in verband met de inwerkingtreding van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan 1] ”.

Het bezwaar is toegelicht tijdens de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van

24 november 2016.

Hangende bezwaar heeft de SAOZ op 18 april 2017 gereageerd op aanvullende vragen van de commissie bezwaarschriften.

Bij het beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 heeft het college het bezwaar van [naam eiseres] gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en aanvraag tot het toekennen van een tegemoetkoming alsnog afgewezen.

Aanvrager en zijn echtgenote hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017. Dit beroep is bekend onder zaaknummer BRE 17/5309 WET.

Nadat beroep is ingesteld heeft het college nader advies gevraagd aan de SAOZ. Dit heeft geleid tot een nader advies van de SAOZ van 12 september 2017.

Het college heeft in het nadere advies van de SAOZ aanleiding gezien om de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 te wijzigen.

Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van [naam eiseres] ongegrond verklaard, en het primaire besluit, waarbij een tegemoetkoming van € 39.300,- is toegekend, onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.

Naar aanleiding van het bestreden besluit hebben aanvrager en zijn echtgenote het beroep met zaaknummer BRE 17/5309 WET ingetrokken. [naam eiseres] is alsnog tegen het bestreden besluit in beroep gekomen.

2 De beslissing op bezwaar van 15 juni 2017

[naam eiseres] heeft aangevoerd dat de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 ten onrechte niet is ingetrokken bij het bestreden besluit.

Ter zitting heeft het college naar voren gebracht dat hoewel in het bestreden besluit niet expliciet is bepaald dat de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 is ingetrokken, het college wel heeft bedoeld de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 in te trekken.

[naam eiseres] heeft ter zitting aangevoerd dat vanwege het feit dat de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 niet expliciet is ingetrokken, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond dient te worden verklaard, met toekenning van een proceskostenvergoeding. De rechtbank volgt [naam eiseres] hierin niet, nu ondanks het feit dat de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 niet expliciet is ingetrokken, het bestreden besluit niet anders kan worden begrepen dan dat bedoeld is daarmee de beslissing op bezwaar van 15 juni 2017 in te trekken.

3 Advisering door de SAOZ

Het college heeft, naast deze aanvraag, ook andere aanvragen ontvangen voor een tegemoetkoming in de planschade. Het college heeft de aanvragen ter advisering voorgelegd aan de SAOZ en heeft de besluitvorming in dit geval gebaseerd op het advies van de SAOZ.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, rechtsoverweging 8.3) volgt dat als uit een advies van een door een bestuursorgaan ingeschakelde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat de SAOZ als onafhankelijk deskundige op het gebied van planschade te beschouwen is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2203). Tussen partijen is dit overigens ook niet in geschil. Het college mag in beginsel dan ook op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan. Dit is slechts anders indien niet is voldaan aan de eis dat de in het advies neergelegde gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar is en voldoende basis biedt voor verdere besluitvorming.

[naam eiseres] heeft aangevoerd dat het college niet van het advies van de SAOZ heeft mogen uitgaan, omdat moet worden getwijfeld aan de juistheid en de volledigheid daarvan. Ter onderbouwing daarvan heeft [naam eiseres] er op gewezen dat nadat de SAOZ in april 2016 advies had uitgebracht, bleek dat onvoldoende onderzoek was gedaan in de archieven. [naam eiseres] heeft vervolgens aanvullende documenten aangeleverd aan de SAOZ, waarna de SAOZ zich genoodzaakt zag terug te komen op eerder ingenomen standpunten. Volgens [naam eiseres] kan niet worden uitgesloten dat als gevolg van het gebrekkige dossier- en archiefonderzoek ook nu nog relevante informatie ontbreekt. Er moet dan ook worden getwijfeld aan de volledigheid en, in het verlengde daarvan, aan de juistheid van het advies dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, aldus [naam eiseres]

Dit betoog faalt.

De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de totstandkoming van de adviezen van de SAOZ van april 2016 essentiële documenten ontbraken, zodat die adviezen niet volledig waren. De rechtbank stelt daarnaast vast dat pas nadat [naam eiseres] het college heeft gewezen op het ontbreken van essentiële informatie, daarnaar aanvullend onderzoek is gedaan. Naar aanleiding van de documenten en publicaties zoals die vervolgens naar voren zijn gekomen, is de SAOZ in een aantal adviezen, waaronder ook het advies in de zaak van aanvrager, teruggekomen op eerder ingenomen standpunten.

Zoals het college ter zitting ook heeft erkend, is deze gang van zaken niet juist geweest. Naar het oordeel van de rechtbank mogen aanvragers en overige betrokkenen, zoals [naam eiseres] , in geval van een aanvraag om een tegemoetkoming in de planschade verwachten dat de adviseur, of, als de onderlinge afspraken daar aanleiding toe geven, het college zich binnen de grenzen van hetgeen redelijkerwijs mogelijk is inspant om de voor de beoordeling van de aanvraag essentiële documenten te verzamelen. Doordat het college pas in een later stadium actief onderzoek is gaan doen naar de voor de beoordeling van de aanvragen essentiële documenten, heeft het college niet gehandeld zoals van het college als een zorgvuldig handelende overheidsinstantie mocht worden verwacht. In dit licht acht de rechtbank het door [naam eiseres] en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT