Uitspraak Nº 201604566/1/A2. Raad van State, 2016-09-28

ECLIECLI:NL:RVS:2016:2582
Date28 Septiembre 2016
Docket Number201604566/1/A2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201604566/1/A2.

Datum uitspraak: 28 september 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Zutphen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2016 in zaak nr. 15/7610 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zutphen.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2015 heeft het college een aanvraag van [appellante] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 10 november 2015 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 mei 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Inleiding

1. De Afdeling ziet, gelet op de in de rechtspraktijk levende behoefte daaraan, aanleiding een overzicht op hoofdlijnen te geven van haar oordelen met betrekking tot de tegemoetkoming in planschade op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro). Het hierna in de onderdelen 1.1 tot en met 8.14 te geven overzicht pretendeert geen volledigheid, maar bevat een selectie van in eerdere uitspraken neergelegde oordelen over kwesties die zich in de praktijk van het planschaderecht veelvuldig voordoen.

1.1. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wro kent het bestuursorgaan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid vermelde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.

1.2. Kort samengevat komt een beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade op het volgende neer.

Indien aan de vereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade is voldaan, dient bij de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag te worden nagegaan of de gestelde schadeoorzaak een oorzaak is als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (zie verder onder 2).

Zo ja, dan dient vervolgens te worden beoordeeld of de aanvrager als gevolg daarvan in een planologisch nadeliger positie is komen te verkeren dan onder het voorafgaande planologische regime, en of hij ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden (zie verder onder 2.1 tot en met 4.10). Indien wordt geconcludeerd dat de aanvrager schade lijdt als gevolg van de door de aanvrager als schadeoorzaak gestelde planologische maatregel, dan dient vervolgens de vergoedbaarheid van de planschade onderzocht te worden.

Daartoe dient onder meer te worden onderzocht, of en zo ja in hoeverre de schade binnen het normale maatschappelijke risico blijft (zie verder onder 5 tot en met 5.19), of aan de aanvrager risicoaanvaarding/voorzienbaarheid kan worden tegengeworpen (zie verder onder 5.20 tot en met 5.37) en, of en zo ja in hoeverre de tegemoetkoming voldoende anderszins is verzekerd (zie verder onder 5.38 tot en met 5.47).

Indien een tegemoetkoming wordt toegekend, vergoedt het bestuursorgaan tevens de redelijkerwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand (zie verder onder 6 tot en met 6.10), alsmede de wettelijke rente, te rekenen met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag (zie verder onder 7).

Ten slotte worden hierna enige oordelen weergegeven over procedurele aspecten, zoals advisering door deskundigen, bewijs, toetsing door de bestuursrechter en definitieve geschilbeslechting (zie verder onder 8 tot en met 8.13).

Limitatieve opsomming schadeoorzaken

2. Voor tegemoetkoming in schade op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Wro, buiten de in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro limitatief opgesomde gevallen, is geen plaats (uitspraak van 2 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU3111).

Planvergelijking: maximale invulling

2.1. Voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de aanvrager als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren en ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient de desbetreffende wijziging, waarvan gesteld wordt dat deze planschade heeft veroorzaakt, te worden vergeleken met het oude planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen maximaal op grond van het oude planologische regime kon worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking heeft plaatsgevonden (uitspraak van 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254).

2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming in planschade als gevolg van planologische ontwikkelingen op gronden van derden, moet worden uitgegaan van de voor de aanvrager meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van die gronden. Dat kan voor de ene schadefactor, bijvoorbeeld voor de aantasting van privacy, een andere invulling zijn dan voor een andere schadefactor, bijvoorbeeld aantasting van het uitzicht (uitspraak van 3 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:112).

Uitzondering

2.3. Slechts ingeval realisering van de maximale mogelijkheden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kan aanleiding bestaan om van dit uitgangspunt af te wijken (uitspraak van 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254).

2.4. Wanneer de door de aanvrager gestelde schade is te herleiden tot een gestelde toename van de geluidbelasting onder het nieuwe planologische regime, dient bij de planvergelijking in het kader van het onderzoek naar hetgeen op grond van het nieuwe planologische regime op de peildatum maximaal kan worden gerealiseerd een reële prognose te worden gemaakt van het gebruik van de bewuste gronden met de daaruit voortvloeiende redelijkerwijs te verwachten geluidbelasting. Dit onderzoek zal moeten uitwijzen of de geluidbelasting van dien aard is dat het nieuwe planologische regime een nadeliger positie van aanvrager, met daaruit voortvloeiende schade in de vorm van waardevermindering van zijn onroerende zaak, tot gevolg heeft gehad (uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3480).

Op dezelfde wijze dient te worden onderzocht of de gestelde verslechtering van de luchtkwaliteit zich voordoet en leidt tot schade (uitspraak van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1292).

Vergelijken per planologische maatregel

2.5. Indien wordt gesteld dat verschillende planologische maatregelen schade hebben veroorzaakt, moet per planologische maatregel een vergelijking worden gemaakt tussen het planologische regime zoals dat gold onmiddellijk vóór en na de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat deze planschade heeft veroorzaakt (uitspraak van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3126).

Flexibiliteitsbepalingen in bestemmingsplannen

2.6. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels:

a. burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen;

b. burgemeester en wethouders het plan moeten uitwerken;

c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels;

d. burgemeester en wethouders ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kunnen stellen.

Ingevolge artikel 6.1, tweede lid, aanhef onder a, is een bepaling van een bestemmingsplan, niet zijnde een bepaling als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een oorzaak van schade als bedoeld in het eerste lid van artikel 6.1.

Ingevolge die aanhef en onder b, voor zover thans van belang, is een bepaling van een wijziging krachtens artikel 3.6, eerste lid, onder a, niet zijnde een bepaling als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, of van een uitwerking krachtens artikel 3.6, eerste lid, onder b, of een nadere eis krachtens artikel 3.6, eerste lid, onder d, een oorzaak, als bedoeld in het eerste lid.

Ingevolge die aanhef en onder c is een besluit omtrent een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, c of g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een oorzaak, als bedoeld in het eerste lid.

Ingevolge het zesde lid, in werking getreden op 25 april 2013, wordt schade als gevolg van een bepaling als bedoeld in artikel 3.3 of artikel 3.6, eerste lid, onder c, of artikel 3.38, derde of vierde lid, eerst vastgesteld op grond van een krachtens die bepalingen genomen besluit.

2.7. Een in een bestemmingsplan opgenomen, niet gebruikte wijzigingsbevoegdheid moet bij de maximale invulling van dat bestemmingsplan buiten beschouwing worden gelaten (uitspraak van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3441).

Indien aan de aanvraag ten grondslag is gelegd dat planschade wordt geleden ten gevolge van een krachtens artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder b van de Wro vastgestelde wijziging, moet het daaruit voortvloeiende planologische regime vergeleken worden met het bestemmingsplan, waarin de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zonder dat die bevoegdheid bij de planvergelijking wordt betrokken (uitspraak van 11 april 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA2670).

2.8. Een in een bestemmingsplan opgenomen vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheid moet bij de maximale invulling van dat bestemmingsplan buiten beschouwing worden gelaten. Er is geen aanleiding hierover anders te oordelen als zowel het oude als het nieuwe planologisch regime onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand zijn gekomen (uitspraak van 1 augustus 2012...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
465 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201903186/1/A2. Raad van State, 2020-10-07
    • Nederland
    • 7 Octubre 2020
    ...in de jurisprudentie van de Afdeling gestelde vereisten. 14.1. In de overzichtsuitspraak in planschadezaken van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) heeft de Afdeling onder meer het volgende De voorzienbaarheid van een planologische verandering wordt beoordeeld aan de hand van het antw......
  • Uitspraak Nº 201607306/1/A2. Raad van State, 2018-02-07
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 7 Febrero 2018
    ...nieuwe bestemmingsplan terecht niet bij de planvergelijking heeft betrokken. Vergelijk de overzichtsuitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) - overweging 2.8. 6.3. Vaststaat, en dat is ook niet in geschil, dat de Bed & Breakfast onder het oude planologische regime op het perc......
  • Uitspraak Nº 201909385/1/A2. Raad van State, 2020-12-23
    • Nederland
    • 23 Diciembre 2020
    ...dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Vergelijk de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) onder 5.32 en 9.2. Niet in geschil is dat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan een concreet beleidsvoornemen in de hiervoor b......
  • Uitspraak Nº 201607784/1/A2. Raad van State, 2017-10-18
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 18 Octubre 2017
    ...schadefactor, bijvoorbeeld aantasting van het uitzicht. Vergelijk (onder 2.2 van) de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582). 14.3. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat, rekening houdend met de mogelijkheden voor het realiseren van ge......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
465 sentencias
  • Uitspraak Nº 201903186/1/A2. Raad van State, 2020-10-07
    • Nederland
    • 7 Octubre 2020
    ...in de jurisprudentie van de Afdeling gestelde vereisten. 14.1. In de overzichtsuitspraak in planschadezaken van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) heeft de Afdeling onder meer het volgende De voorzienbaarheid van een planologische verandering wordt beoordeeld aan de hand van het antw......
  • Uitspraak Nº 201607306/1/A2. Raad van State, 2018-02-07
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 7 Febrero 2018
    ...nieuwe bestemmingsplan terecht niet bij de planvergelijking heeft betrokken. Vergelijk de overzichtsuitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) - overweging 2.8. 6.3. Vaststaat, en dat is ook niet in geschil, dat de Bed & Breakfast onder het oude planologische regime op het perc......
  • Uitspraak Nº 201909385/1/A2. Raad van State, 2020-12-23
    • Nederland
    • 23 Diciembre 2020
    ...dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Vergelijk de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) onder 5.32 en 9.2. Niet in geschil is dat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan een concreet beleidsvoornemen in de hiervoor b......
  • Uitspraak Nº 201607784/1/A2. Raad van State, 2017-10-18
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 18 Octubre 2017
    ...schadefactor, bijvoorbeeld aantasting van het uitzicht. Vergelijk (onder 2.2 van) de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582). 14.3. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat, rekening houdend met de mogelijkheden voor het realiseren van ge......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT