Uitspraak Nº C/01/356820 / KG ZA 20-167. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-05-29
ECLI | ECLI:NL:RBOBR:2020:2846 |
Docket Number | C/01/356820 / KG ZA 20-167 |
Date | 29 Mayo 2020 |
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANTCiviel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/356820 / KG ZA 20-167
Vonnis in kort geding van 29 mei 2020
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. I. Willems-Reinacher te Uden,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. I.H.M. Mooren-van Weereld te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
de dagvaarding van 6 mei 2020 met 14 producties
-
-
de brief van mr. Mooren-van Weereld van 13 mei 2020 met 3 producties
-
-
de brief van mr. Willems-Reinacher van 14 mei 2020 met aanvullende producties 15 tot en met 18
-
-
de mondelinge behandeling op 18 mei 2020 via een skype verbinding
-
-
de pleitnota van de man.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die eind 2019 is geëindigd. Uit de relatie is één, thans nog minderjarig, kind geboren.
Partijen hebben gezamenlijk in eigendom de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Op de woning rust een hypothecaire geldlening, ter zake waarvan partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. De hoogte van de hypotheekschuld bedroeg per 26 februari 2020 € 225.722,00.
De man heeft de woning enkele maanden geleden verlaten. De vrouw woont sinds de beëindiging van de relatie in de woning met de minderjarige zoon van partijen. De vrouw runt vanuit de woning haar eigen onderneming, te weten een kinderopvang.
Bij e-mailbericht van 27 januari 2020 heeft de advocaat van de man het volgende bevestigd aan de advocaat van de vrouw:
“Geachte collega
Hierbij bevestig ik dat cliënt instemt met de door uw cliënte gekozen makelaar, de heer [naam makelaar] en dat hij bindend de waarde van de woning kan vaststellen.
(…)”
Partijen hebben vervolgens de opdracht tot taxatie van de woning verstrekt aan de heer [naam makelaar] . Op 13 februari 2020 heeft deze makelaar een taxatierapport uitgebracht, waarbij de marktwaarde van de woning is bepaald op € 285.000,00.
De vrouw heeft op 9 maart 2020 een bevestiging ontvangen van mevrouw [medewerkster hypotheekcentrum] van hypotheekcentrum voor Ondernemers te Nijmegen dat zij maximaal een bedrag van € 204.000,00 hypothecair kan lenen. Om de woning over te kunnen nemen is daarnaast een bedrag uit eigen middelen nodig van 52.700,00. De vader van de vrouw is bereid de vrouw € 50.000,00 te lenen en de vrouw stelt het resterende bedrag uit eigen middelen te kunnen voldoen.
Bij e-mailbericht van 10 maart 2020 heeft de advocaat van de vrouw aan de man bericht dat de door partijen aangewezen makelaar de woning heeft getaxeerd op een waarde van € 285.00,00. Voorts heeft zij medegedeeld dat de vrouw de woning kan financieren en dat zij, bij levering van de woning, de helft van de overwaarde aan de man kan voldoen.
De vrouw vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat
-
de woning van partijen aan de [adres] te [plaats] , wordt toebedeeld aan de vrouw voor de waarde van € 285.000,00,
-
dat de op de woning van partijen rustende hypotheekschuld wordt toebedeeld aan de vrouw, indien en...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT