Uitspraak Nº C/09/491869 KG-ZA 15-989. Rechtbank Den Haag, 2015-08-07

ECLIECLI:NL:RBDHA:2015:10097
Date07 Agosto 2015
Docket NumberC/09/491869 KG-ZA 15-989
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/491869 / KG ZA 15-989

Vonnis in kort geding van 7 augustus 2015

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats] , [land 1] ,

thans verblijvende in het Detentiecentrum te [X] ,

eiser,

advocaten mr. W.A. van Sambeek en mr. drs. O.O. van der Lee te Amsterdam,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN

(Ministerie van Veiligheid en Justitie, meer in het bijzonder het Openbaar Ministerie, meer in het bijzonder het Landelijk Parket te Zwolle, meer in het bijzonder het CJIB)

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. W.B. Gaasbeek te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 9 juli 2015, met producties 1 tot en met 18;

- de brief van mr. Van Sambeek van 23 juli 2015, met producties 19 tot en met 22;

- de brief van mr. Van Sambeek van 27 juli 2015, met producties 23 en 24;

- de brief van mr. Gaasbeek van 27 juli 2015, met producties 1 tot en met 5;

- de op 29 juli 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

[eiser] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 december 1997 wegens het medeplegen van valsheid in geschrifte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is [eiser] bij voormeld vonnis veroordeeld tot betaling binnen 2 jaren aan de Staat van een bedrag van fl. 89.757,53 ten behoeve van de benadeelde partij, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 300 dagen hechtenis.

2.2.

Zowel [eiser] als de officier van justitie is van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. De meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 2 april 1999 het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 december 1997 vernietigd en opnieuw rechtdoende [eiser] bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft het gerechtshof [eiser] veroordeeld tot betaling aan de Sociale Verzekeringsbank te Amsterdam van een bedrag van fl. 84.646,91. Ten tijde van het wijzen van dit arrest was van [eiser] hier te lande geen woon- of verblijfplaats bekend. Wel bekend was blijkens het arrest diens woonplaats te [plaats 2] , [land 2] .

2.3.

[eiser] is vanaf medio 1998 tot en met medio 2008 woonachtig geweest in [land 2] .

2.4.

[eiser] is medio 2009 in dienst getreden bij de Stichting Kadaster- en Hypotheekwezen [land 1] op [land 1] , aanvankelijk in de functie van Hypotheekbewaarder, echter vanaf 13 januari 2011 tevens als algemeen directeur. Sinds medio 2009 staat [eiser] ingeschreven in de basisregistratie op [land 1] (PIVA: Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba).

2.5.

[eiser] heeft tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 april 1999 cassatieberoep ingesteld. Bij arrest van 27 september 2011 heeft de Hoge Raad het bestreden arrest vernietigd, echter uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft deze verminderd tot 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voor het overige heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen. In dit arrest staat vermeld dat [eiser] hier te lande geen bekende woon- of verblijfplaats heeft.

2.6.

Bij brief van 24 februari 2012 heeft mr. Van der Lee namens [eiser] aan zowel het gerechtshof Amsterdam als het Ministerie van Justitie, Dienst Justis, Afdeling executie gevangenisstraffen, onder meer als volgt bericht:

“Hierdoor bericht ik u dat cliënt, voor wat betreft mededelingen terzake de executie van de gevangenisstraf, woonplaats kiest op mijn kantooradres en dat mededelingen aan of oproepingen jegens cliënt aan ons kantooradres kunnen worden gericht.(…)”

2.7.

Bij faxbrief van 27 februari 2012 heeft mr. Van der Lee het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) onder meer als volgt bericht:

“Op 24 februari 2012 zond ik het gerechtshof en het Ministerie van Justitie aangehechte brief. Heden kreeg ik het telefonische bericht van het Ministerie van Justitie dat de kwestie aldaar en ook bij uw dienst nog niet bekend was. Ik ben ook geadviseerd om alvast u een afschrift van de brief toe te faxen, hetgeen ik hierbij doe. (…)”

2.8.

Bij brief van 24 juni 2014 heeft [eiser] bij de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie een gratieverzoek ingediend. Dit verzoek vermeldt [adres] , [plaats] , [land 1] als woonplaats van [eiser] . Het gratieverzoek is op 13 augustus 2014 afgewezen.

2.9.

[eiser] is op 24 juni 2015 te [land 1] aangehouden nadat op 3 juni 2015 jegens hem een Europees arrestatiebevel was uitgevaardigd en op 11 juni 2005 een internationaal rechtshulpverzoek aan [land 1] was gezonden.

2.10.

Bij e-mail van 26 juni 2015 heeft mr. Van Sambeek het openbaar ministerie verzocht te berichten of aan [eiser] een oproeping is verzonden om zijn straf uit te zitten en, zo dit niet het geval is, hem alsnog op te roepen en hem de gelegenheid te bieden vrijwillig te verschijnen, zulks met het oog op het overdragen van zijn werkzaamheden.

2.11.

Bij e-mail van 29 juni 2015 heeft mr. C.L. van Kooten, officier van justitie, als volgt aan mr. Van Sambeek bericht:

“Gelet op het feit dat uw cliënt geen adres in het GBA (Thans BRP genoemd) heeft achtergelaten, komt uw cliënt gelet op de aanwijzing executie niet in aanmerking voor de zelfmeldprocedure. Gelet op het feit dat uw cliënt ook gedurende de strafrechtelijk procedure geen of onjuiste gegevens heeft verstrekt over een verblijfadres heeft voor de nodige vertraging in de procedure gezorgd. Uw cliënt heeft vervolgens in 2014 nog op de ambassade in [plaats 2] om een paspoort gevraagd terwijl hij op dat moment mogelijk reeds woonachtig was op [land 1] .

Gelet op al deze omstandigheden zie ik geen reden het Openbaar Ministerie op [land 1] te verzoeken uw cliënt in vrijheid te stellen. Hij zal worden overgebracht naar Nederland om zijn straf uit te zitten.”

2.12.

Mr. Van Sambeek heeft bij e-mail van 29 juni 2015 onder meer als volgt aan mr. Van Kooten bericht:

“Voor zover de Aanwijzing Executie (2014A013) zich al mede uitstrekt tot de andere landen van het Koninkrijk (vgl. onder meer art. 40 Statuut), heeft te gelden dat cliënt over een met het BRP gelijk adres/registratie beschikt. Zie hiervoor de Circulaire Uitwisseling persoonsgegevens tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten van 6 december 2013. Op grond van deze circulaire staat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT