Uitspraak Nº NL18.13264. Rechtbank Den Haag, 2018-07-26

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:9409
Date26 Julio 2018
Docket NumberNL18.13264
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL18.13264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres (gemachtigde: mr. W.C. Boelens),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.

De maatregel van bewaring is opgeheven op 21 juli 2018 en er is een nieuwe maatregel opgelegd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen W. Yari. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
  1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] 1948.

  2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.

  3. Eiseres voert aan dat de termijn voor vrijwillig vertrek nog niet was verstreken. Bij besluit van 23 januari 2018 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als

kennelijk ongegrond. Het beroep daartegen is bij uitspraak van 29 mei 2018 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Deze zijn bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 27 juni 2018 kennelijk ongegrond verklaard respectievelijk afgewezen. Eiseres stelt dat het terugkeerbesluit, met de vertrektermijn van 28 dagen, is opgeschort door het instellen van beroep, tot vier weken na bekendmaking van de uitspraak van 29 mei 2018. Eiseres wijst verder op het arrest van het Europese Hof van Justitie (HvJEU) van 19 juni 2018 (C-181/16, ECLI:EU:C:2018:465) in de zaak Gnandi tegen België (arrest Gnandi), waaruit volgt dat de lidstaat moet waarborgen dat alle rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden geschorst in afwachting van de uitspraak op het beroep tegen het terugkeerbesluit. Eiseres verwijst verder naar de uitspraken van de ABRvS van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:869) en 29 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1307) waarin de prejudiciële vragen zijn gesteld of het hoger beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag of het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dat hoger beroep automatisch schorsende werking heeft. Het is daarom mogelijk dat de vertrektermijn van vier weken pas is gaan lopen vanaf de uitspraak van de ABRvS van 27 juni 2018, waardoor eiseres...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT