Uitspraak Nº 201609659/3/V2. Raad van State, 2017-03-29

ECLIECLI:NL:RVS:2017:869
Date29 Marzo 2017
Docket Number201609659/3/V2
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht. 201609659/3/V2.

Datum uitspraak: 29 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Verwijzingsuitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en mede gelet op artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[vreemdeling A] en [vreemdeling B],

verzoekers (hierna: de vreemdelingen),

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 december 2016 in zaken nrs. 16/26603 en 16/26604 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 11 november 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en hun opgedragen de Europese Unie binnen een termijn van 28 dagen te verlaten (hierna: de terugkeerbesluiten). Deze besluiten zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 15 december 2016 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:644, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat uitzetting van de vreemdelingen achterwege blijft.

Bij brieven van 23 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter partijen medegedeeld dat hij voornemens is het Hof van Justitie te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de in deze zaak voor te leggen vragen. Aan partijen zijn de vragen in concept voorgelegd.

Bij brieven van 14 maart 2017 en 17 maart 2017 hebben de vreemdelingen onderscheidenlijk de staatssecretaris hierop gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1. In deze verwijzingsuitspraak is de vraag aan de orde of Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008 L 348) gelezen in samenhang met onder meer artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) en Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming (herschikking) (PB 2013, L 180) zo moet worden uitgelegd dat het rechtsmiddel van hoger beroep tegen een besluit waarin een terugkeerbesluit is vervat, of tegen de afwijzing van een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel, automatisch schorsende werking moet hebben, in die zin dat een vreemdeling niet wordt uitgezet totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, als hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist.

1.1. Deze verwijzingsuitspraak heeft betrekking op verzoeken om internationale bescherming in de zin van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PB 2011 L 337) en omvat dus zowel verzoeken om toekenning van de vluchtelingenstatus als verzoeken om toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus.

1.2. De eerste twee in deze zaak gestelde prejudiciële vragen zijn vergelijkbaar met die in zaak nr. 201508668/1/A2 die tegelijk met deze zaak naar het Hof van Justitie wordt verwezen, met dien verstande dat de tweede vraag in deze zaak is toegespitst op artikel 46 van Richtlijn 2013/32/EU. De derde vraag is alleen in de onderhavige zaak van toepassing. De volgende punten zijn vergelijkbaar:

1.3. Hierna volgt eerst een overzicht van de toepasselijke wet- en regelgeving. Vervolgens worden de feiten van deze procedure weergegeven. Daarna volgt een overzicht van het huidige systeem van schorsende werking in asielzaken in Nederland, mede in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) over de artikelen 3 en 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Ten slotte volgt het onderzoek en de motivering om tot prejudiciële verwijzing over te gaan.

Wettelijk kader

Het recht van de Europese Unie

Het Handvest

Artikel 4 ("Verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen") luidt:

"Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen."

Artikel 18 ("Het recht op asiel") luidt:

"Het recht op asiel is gegarandeerd met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen, en overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „de Verdragen" genoemd)."

Artikel 19 ("Bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering") luidt:

"[…]

2. Niemand mag worden verwijderd naar een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen."

Artikel 47 ("Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht") luidt:

"Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

[…]"

Artikel 52 ("Reikwijdte van gewaarborgde rechten") luidt:

"[…]

3. Voorzover dit handvest rechten bevat die corresponderen met rechten die zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt."

Richtlijn 2008/115/EG

Punten 8 en 24 van de considerans luiden:

"8. Het wordt als legitiem erkend dat lidstaten onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, verplichten terug te keren, mits er billijke en efficiënte asielstelsels zijn, die het beginsel van non-refoulement volledig respecteren."

"24. In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend."

Artikel 1 ("Toepassingsgebied") luidt:

"In deze richtlijn worden de gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die door de lidstaten moeten worden toegepast bij terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, overeenkomstig de grondrechten die de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht en het internationaal recht vormen, met inbegrip van de verplichting om vluchtelingen te beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen."

Artikel 3 ("Definities") luidt:

"Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

4. "terugkeerbesluit": de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld;

[…]"

Artikel 9 ("Uitstel van verwijdering") luidt:

"1. De lidstaten stellen verwijdering uit:

a) in geval deze in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement, of

b) voor de duur van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, toegestane opschorting.

[…]"

Artikel 13 ("Rechtsmiddelen") luidt:

"1. Aan de betrokken onderdaan van een derde land wordt een doeltreffend rechtsmiddel van beroep of bezwaar toegekend, dat hij bij een bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit of bij een onpartijdig samengestelde bevoegde instantie waarvan de onafhankelijkheid is gewaarborgd, kan aanwenden tegen de in artikel 12, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer.

2. De in lid 1 bedoelde autoriteit of instantie is bevoegd om de in artikel 12, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer te herzien en kan eveneens de uitvoering ervan tijdelijk opschorten, tenzij op grond van de nationale wetgeving reeds een tijdelijke opschorting van toepassing is.

[…]"

Richtlijn 2013/32/EU

Punten 1 en 20 van de considerans luiden:

"1. Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan."

"20. In welbepaalde omstandigheden, wanneer een verzoek waarschijnlijk ongegrond is (…), moeten de lidstaten de behandelingsprocedure kunnen versnellen, in het bijzonder door voor bepaalde procedurestappen kortere maar redelijke termijnen in te voeren, onverminderd het uitvoeren van een behoorlijke en volledige behandeling en onverminderd daadwerkelijke toegang tot de basisbeginselen en waarborgen voor de verzoeker waarin deze richtlijn voorziet."

Artikel 46 ("Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel") luidt:

"1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor verzoekers een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie openstaat tegen:

a) een beslissing die inzake hun...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201609659/1/V2 en 201609659/4/V2. Raad van State, 2019-02-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Febrero 2019
    ...tussen: de vreemdelingen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Procesverloop Bij verwijzingsuitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:869, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op d......
  • Uitspraak Nº NL18.13264. Rechtbank Den Haag, 2018-07-26
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 26 Julio 2018
    ...van de uitspraak op het beroep tegen het terugkeerbesluit. Eiseres verwijst verder naar de uitspraken van de ABRvS van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:869) en 29 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1307) waarin de prejudiciële vragen zijn gesteld of het hoger beroep tegen de afwijzing van de asiel......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 201609659/1/V2 en 201609659/4/V2. Raad van State, 2019-02-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Febrero 2019
    ...tussen: de vreemdelingen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Procesverloop Bij verwijzingsuitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:869, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op d......
  • Uitspraak Nº NL18.13264. Rechtbank Den Haag, 2018-07-26
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 26 Julio 2018
    ...van de uitspraak op het beroep tegen het terugkeerbesluit. Eiseres verwijst verder naar de uitspraken van de ABRvS van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:869) en 29 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1307) waarin de prejudiciële vragen zijn gesteld of het hoger beroep tegen de afwijzing van de asiel......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT