Uitspraak Nº SGR 19/1920. Rechtbank Den Haag, 2020-12-10

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:12961
Date10 Diciembre 2020
Docket NumberSGR 19/1920
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/1920

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

de vennootschap naar buitenlands recht Corona Limited, gevestigd te Malta, eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Verheijen),

en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigden: mr. I.M. Zuurendonk en mr. drs. T.F. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2018 (hierna: het boetebesluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete van € 300.000,- opgelegd wegens overtreding van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok).

Bij afzonderlijk besluit van 31 juli 2018 (hierna: het openbaarmakingsbesluit) heeft verweerder besloten tot openbaarmaking van het boetebesluit.

Bij besluit van 6 februari 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben over en weer gereageerd.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Eiseres heeft op 16 oktober 2020 een aanvullend stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020.

Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Verheijen,

mr. M. Robichon en mr. O. Brouwer. Voor eiseres was tevens aanwezig dr. [A] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Zuurendonk en

mr. drs. T.F. Prins. Voor verweerder was tevens aanwezig mr. M. van Dalen.

Overwegingen

1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. Verweerder heeft aan eiseres, exploitant van de websites [website 1] en [website 2] , het boetebesluit opgelegd omdat eiseres zonder vergunning online kansspelen heeft aangeboden op de Nederlandse markt, hetgeen in strijd is met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok. Verweerder heeft het boetebesluit gebaseerd op onderzoeken van zijn toezichthouders, neergelegd in een op 18 januari 2018 opgesteld boeterapport over onder meer de aanbieder en het aanbod van kansspelen op die websites, de toegankelijkheid van die websites vanuit Nederland, de mogelijke betaalmethoden en het meedingen naar prijzen of premies. Daaruit blijkt volgens verweerder dat het aanbod van eiseres op Nederland was gericht, in ieder geval in de periode van 31 mei 2017 tot en met

2 augustus 2017. Daarnaast heeft verweerder het boetebesluit openbaargemaakt, omdat het algemeen belang van informatievoorziening en transparantie in dit geval openbaarmaking rechtvaardigen en zwaarder moeten wegen dan de belangen van eiseres.

In het bestreden besluit heeft verweerder het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit gehandhaafd conform het advies van 29 januari 2019 van de Adviescommissie bezwaarschriften van de Kansspelautoriteit.

3. Eiseres voert, samengevat weergegeven, aan dat het boetebesluit in strijd met het recht van de Europese Unie en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwens-, het rechtszekerheids-, en het zorgvuldigheidsbeginsel, en het verbod van willekeur, is opgelegd. Eiseres verzoekt de rechtbank, mede gelet op haar belang bij vergunningverlening op grond van de Wet Kansspelen op afstand (hierna: Wet Koa), prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. Eiseres verwijst in dit verband naar een op haar verzoek geschreven opinie van prof. dr. S.C.G. van den Bogaert en

dr. [A] , beiden verbonden aan het Europa Instituut Leiden. Eiseres stelt dat zij het aanbod op haar websites in overeenstemming heeft gebracht met de door verweerder in 2012, in overleg met de marktpartijen waaronder eiseres, vastgestelde prioriteringscriteria en dat zij daarom erop mocht vertrouwen dat zij haar websites zonder boete kon blijven exploiteren. Gedurende vijf jaar werd door verweerder niet gehandhaafd tegen de voornoemde marktpartijen. Verweerder heeft de prioriteringscriteria in 2017 plotseling aangepast en de marktpartijen zijn daarvan, in strijd met eerder gedane toezeggingen, niet tijdig op de hoogte gesteld. Er is ten onrechte geen overgangsperiode gehanteerd. Voor het onderzoek naar de websites van eiseres zijn voorts subjectieve en niet-gepubliceerde criteria gebruikt en de daarbij toegepaste (invoer)gegevens zijn niet overgelegd, hetgeen strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) oplevert. Verweerder had van handhaving moeten afzien gelet op het destijds gevoerde overleg en gedane toezeggingen, het (hebben) bestaan van een gedoogbeleid, de verwachting dat de Wet Koa in 2013 in werking zou treden en eiseres dan over een vergunning zou beschikken, alsmede de onevenredige gevolgen van de boeteoplegging.

Met betrekking tot de openbaarmaking van het boetebesluit voert eiseres aan dat het openbaarmakingsbesluit onrechtmatig is en tot onevenredige en onomkeerbare (reputatie)schade voor haar leidt ten opzichte van andere kansspelaanbieders.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

Ten aanzien van het boetebesluit

4.1

Het is niet in geschil dat eiseres in ieder geval op de data van de door de toezichthouders van verweerder verrichte onderzoeken (31 mei 2017, 2, 7 en 8 augustus 2017) zonder vergunning online kansspelen heeft aangeboden op haar voornoemde twee websites, en dat deze websites ten tijde van de onderzoeken vanuit Nederland toegankelijk waren. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat de overtreding van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok hiermee is komen vast te staan, zodat verweerder in principe bevoegd is tot handhaving over te gaan.

4.2

De vragen die voorliggen zijn of verweerder in dit geval in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en of de hoogte daarvan niet onevenredig is. De rechtbank overweegt hierover als volgt.

4.3

Eiseres is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en valt onder de reikwijdte van artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Eiseres heeft gesteld dat aan haar door meerdere lidstaten van de Europese Unie, volgens hun nationale wet- en regelgeving, een vergunning voor het aanbieden van online kansspelen is verleend. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie (onder meer het arrest van 15 september 2011, Dickinger en Ömer, ECLI:EU:C:2011:582) volgt dat de lidstaten binnen zekere grenzen de bevoegdheid hebben om op het gebied van de kansspelen hun eigen beschermingsniveau te bepalen en een eigen beleid te voeren. Dit betekent dat een door een andere lidstaat verleende kansspelvergunning niet door verweerder hoeft te worden erkend. Aan de omstandigheid dat eiseres in andere lidstaten over een vergunning voor het aanbieden van online kansspelen beschikt, komt daarom in het kader van dit beroep geen doorslaggevende betekenis toe. In rechtsoverweging 4.15 en 4.16 zal de rechtbank ingaan op het verzoek van eiseres om prejudiciële vragen te stellen.

Gedoogbeleid?

4.4

De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de omstandigheid dat hij tussen 2012 en 2017 niet jegens eiseres handhavend heeft opgetreden, niet het gevolg is van het voeren van een gedoogbeleid, maar van het stellen van prioriteiten in de handhaving. Verweerder heeft in 2012 een prioriteringsbeleid vastgesteld vanwege het grote aanbod van online kansspelen en zijn beperkte middelen en capaciteit voor handhaving. Het stellen van prioriteiten in de handhaving is ingevolge vaste jurisprudentie toegestaan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1719). Verweerder heeft in de loop van de jaren in algemene openbare berichten regelmatig te kennen gegeven dat aanbieders van online kansspelen nog steeds in overtreding zijn. De rechtbank verwijst in dit verband onder meer naar het nieuwbericht van 8 september 2013 ‘Kansspelautoriteit legt online kansspelaanbieder Globalstars een boete op van 100.000 euro’, het nieuwsbericht van 12 februari 2014 ‘Handhaving online kansspelen, hoe doet de Kansspelautoriteit dat?’ en het nieuwsbericht van 1 december 2016 ‘Wijziging in aanpak illegale online kansspelen’ (gepubliceerd op de website van verweerder).

Het vertrouwensbeginsel

4.5

Bij uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694) heeft de Afdeling een (drie-)stappenplan uiteengezet voor de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel.

4.5.1

Ingevolge dit stappenplan is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen (stap 1).

Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een toezegging, uitlating of gedraging als bedoeld in de voornoemde uitspraak, op grond waarvan zij er op mocht vertrouwen dat er niet handhavend zou worden opgetreden en zij haar websites zonder het risico op een boete kon (blijven) exploiteren. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat verweerder eiseres op enig moment in het vooruitzicht heeft gesteld dat hij bij een overtreding van de Wok geen gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. De omstandigheid dat verweerder in 2012 in brieven naar eiseres toe heeft gecommuniceerd dat handhaving kan worden voorkomen door aanpassingen door te voeren aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT