Besluit van 4 december 2013, houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met verzachting van de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage AWBZ en Wmo

Besluit van 4 december 2013, houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met verzachting van de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage AWBZ en Wmo

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 oktober 2013, 159234-111630-Z; Gelet op artikel 6, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en artikel 15, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2013, no. W13.13.0380/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 november 2013, 177601-114350-Z; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bijdragebesluit zorg wordt gewijzigd als volgt:AAan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: l. vermogen:

vermogen als bedoeld in artikel 1a.BNa artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

a.

  1. Het vermogen van een verzekerde is het verschil tussen zijn vermogensgrondslag en de op grond van het vierde tot en met het zesde lid voor hem toegepaste verminderingen met dien verstande dat het ten minste nihil bedraagt. 2. De vermogensgrondslag van een verzekerde is zijn grondslag sparen en beleggen, over het peiljaar, of indien over het peiljaar artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 op de verzekerde van toepassing is, het aan hem toegerekende gedeelte van de toepasselijke gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in dat lid. 3. In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een verzekerde bij toepassing jegens hem van artikel 8, artikel 10, eerste lid, artikel 15, derde lid, of artikel 16e, derde lid, de te verwachten grondslag sparen en beleggen over het lopende jaar, of indien artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermoedelijk op de verzekerde van toepassing zal zijn, het te verwachten aan hem toe te rekenen deel van de toepasselijke te verwachten gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. 4. Op aanvraag wordt voor de verzekerde een vermindering toegepast voor een bedrag ter grootte van door hem in het peiljaar of enig eerder jaar ontvangen eenmalige uitkeringen die krachtens artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn aangewezen. 5. Het deel van het bedrag, bedoeld in het vierde lid, dat de vermogensgrondslag van de verzekerde overtreft, wordt voor zijn echtgenoot als vermindering toegepast. 6. Er wordt voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, en artikel 15, eerste lid, een vermindering van € 10.000 toegepast voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en van € 10.000 voor zijn echtgenoot die: a. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt; b. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en geen bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 14, eerste lid, verschuldigd is. CArtikel 6, onderdeel c, komt te luiden:c. het met toepassing van onderdeel b berekende bedrag wordt vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde verzekerden. DIn artikel 8 en artikel 10, eerste lid, wordt «de te verwachten grondslag sparen en beleggen» telkens vervangen door: het te verwachten vermogen. EArtikel 15, eerste lid, komt te luiden:1. Voor de toepassing van artikel 14 bestaat het bijdrageplichtige inkomen uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde verzekerden. FIn artikel 15, derde lid, en artikel 16e, derde lid, wordt «de grondslag sparen en beleggen» telkens vervangen door: het vermogen. GArtikel 16e, eerste lid, komt te luiden:1. Het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 16d, tweede lid, bedraagt het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde verzekerden. HArtikel 19 wordt gewijzigd als volgt:1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag, genoemd in artikel 1a, zesde lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van het indexcijfer waarmee het bedrag, genoemd in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, jaarlijks wordt gewijzigd.

ARTIKEL II

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt gewijzigd als volgt:AAan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: i. vermogen:

vermogen als bedoeld in artikel 1.1.BNa artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.1
  1. Het vermogen van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is het verschil tussen zijn vermogengrondslag en de op grond van het vierde en vijfde lid voor hem toegepaste verminderingen met dien verstande dat het ten minste nihil bedraagt. 2. De vermogensgrondslag van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is zijn grondslag sparen en beleggen, over het peiljaar, of indien op die persoon het tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, het aan hem over het peiljaar toegerekende gedeelte van de toepasselijke gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in dat tweede lid. 3. In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, bij toepassing jegens hem van artikel 4.2, derde lid, de te verwachten grondslag sparen en beleggen over het lopende jaar, of indien artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermoedelijk op de verzekerde van toepassing zal zijn, het te verwachten aan hem toe te rekenen deel van de toepasselijke te verwachten gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. 4. Op aanvraag wordt voor de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk voor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT