Wegenwet

Abbreviated LabelWegw
Subject MatterVervoersrecht
CourtInfrastructuur en Milieu

Geldend van 01-09-2017 t/m heden

Wet van 31 juli 1930, houdende vaststelling van voorschriften omtrent openbare wegen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorschriften vast te stellen omtrent openbare wegen, hetgeen ingevolge artikel 190 der Grondwet bij de wet zal moeten geschieden;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen
Artikel 1
  • 1 Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.

  • 2 Onder wegen worden in deze wet mede verstaan:

    • I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;

    • II. bruggen.

Artikel 2

Onder waterschappen worden in deze wet begrepen veenschappen en veenpolders.

Artikel 3

Onder rechthebbende wordt in deze wet verstaan de rechthebbende krachtens burgerlijk recht.

Hoofdstuk II. De openbaarheid
Artikel 4
  • 1 Een weg is openbaar:

    • I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;

    • II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;

    • III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.

  • 2 Het onder I en II bepaalde lijdt uitzondering wanneer, loopende den termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is.

  • 3 Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kenteekenen.

Artikel 5
  • 1 Na de inwerkingtreding dezer wet kan de onder III van het eerste lid van het voorgaande artikel bedoelde bestemming slechts worden gegeven met medewerking van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.

  • 2 Deze medewerking wordt niet vereischt wanneer die bestemming gegeven wordt door het Rijk, door eene provincie of door een waterschap.

  • 3 Op een verzoek tot medewerking wordt door den Raad binnen zestig dagen beslist. Die termijn kan bij een besluit van den Raad éénmaal voor gelijken tijd worden verlengd; dit besluit wordt onverwijld ter kennis gebracht van hem, die de medewerking heeft verzocht.

  • 4 Bij weigering van deze medewerking van een gemeente staat aan hem, die de medewerking heeft verzocht beroep op Gedeputeerde Staten open.

  • 5 Van een besluit tot medewerking als bedoeld in dit artikel wordt, indien dit wordt genomen door de gemeenteraad, mededeling gedaan aan gedeputeerde staten door toezending van een afschrift ervan.

Artikel 6

Het bestaan van eene beperking in het gebruik, anders dan krachtens een wettelijk voorschrift tot regeling van het verkeer, mag mede worden aangenomen op grond van de gesteldheid van den weg en van het gebruik, dat van den weg pleegt gemaakt te worden.

Artikel 7

Een weg heeft opgehouden openbaar te zijn:

  • I. wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest;

  • II. wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.

Artikel 8
  • 1 Een weg, welke door het Rijk wordt onderhouden, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een door Ons te nemen besluit.

  • 2 Een weg, welke door eene provincie wordt onderhouden of door een waterschap, en een weg, niet vallende onder de hiervoren genoemde, waarop een waterschap krachtens zijn inrichting of zijn reglement heeft toe te zien, kunnen aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de Provinciale Staten.

Artikel 9
  • 1 Een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.

  • 2 Het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 10

[Vervallen per 01-01-1994]

Artikel 11
  • 1 Ieder belanghebbende bij een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, heeft het recht aan den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen ten opzichte van dien weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.

  • 3 Weigert de raad aan het verzoek te voldoen, dan staat aan den verzoeker beroep op Gedeputeerde Staten open.

Artikel 11a

[Vervallen per 01-01-1994]

Artikel 12

Een afschrift van een uitspraak in beroep waarbij een weg aan het openbaar verkeer wordt onttrokken wordt door Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarin de weg is gelegen gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter gemeentesecretarie ter inzage gelegd, nadat van die terinzagelegging vooraf op de in die gemeente gebruikelijke wijze mededeling is gedaan.

Hoofdstuk III. Bepalingen in het bijzonder betreffende burgerlijke rechten ten aanzien van wegen
Artikel 13
  • 1 De eigendom van wegen wordt, zoolang en voor zoover niet het tegendeel blijkt, vermoed te zijn bij de provincie, de gemeente of het waterschap, door welke of door hetwelk de weg wordt onderhouden.

  • 2 Dit vermoeden werkt niet tegen dengene, van wien wel het onderhoud is overgenomen doch niet de eigendom.

Artikel 14
  • 1 Behoudens de beperkingen in het gebruik, als bedoeld in artikel 6 en behoudens het bepaalde bij het volgend lid, hebben de rechthebbende op en de onderhoudplichtige van een weg alle verkeer over den weg te dulden.

  • 2 De rechthebbende op en de onderhoudplichtige van een tot den weg behoorenden berm hebben alle verkeer over den berm te dulden, voor zoover het door omstandigheden wordt gebillijkt.

  • 3 De rechthebbende op en de onderhoudplichtige van een weg of een tot den weg behoorenden berm of een tot den weg behoorende bermsloot hebben bovendien te dulden:

    • I. de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van den weg;

    • II. de uitvoering van alle werken vereischt voor aansluiting van wegen en uitwegen;

    • III. het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen, boven, op en in den weg, of den daartoe behoorenden berm of de daartoe behoorende bermsloot ten behoeve van het verkeer over den weg, van de onder I en II omschreven werken en van de uitvoering daarvan.

  • 4 De rechthebbende op en de onderhoudplichtige van een tot den weg behoorenden berm of een tot den weg behoorende bermsloot hebben ter zake, in het voorgaande lid omschreven, recht op schadevergoeding doch, voor zooveel schade wordt geleden door hetgeen strekt tot onderhoud of verbetering van den weg, alleen dan, wanneer het recht op den berm of de bermsloot meer is beperkt, of de onderhoudslast daarvan meer is verzwaard, dan gebruikelijk was ten opzichte van dien berm of die bermsloot.

Hoofdstuk IV. Het onderhoud
Artikel 15
  • 1 Het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap is verplicht een weg te onderhouden, wanneer dat openbare lichaam dien tot openbaren weg heeft bestemd.

  • 2 Het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap is verplicht een weg en een in een weg zich bevindenden duiker te onderhouden, wanneer dat openbare lichaam dien weg of dien duiker gedurende tien achtereenvolgende jaren heeft onderhouden, ook al was bij den aanvang van die tien jaren de weg, welke is onderhouden of waarin de duiker is gelegen, nog niet openbaar.

  • 3 Tot het onderhoud van een weg als in het eerste en het tweede lid bedoeld, behoort mede het onderhoud van een tot dien weg behoorenden berm of een tot dien weg behoorende bermsloot, echter slechts voor zoover het onderhoud van den berm of de bermsloot dient ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van den weg en voor zoover het onderhoud niet, uit welken hoofde ook, tot de verplichting van anderen behoort.

Artikel 16

De gemeente heeft te zorgen, dat de binnen haar gebied liggende wegen, met uitzondering van de wegen, welke door het Rijk of eene provincie worden onderhouden, van die bedoeld in artikel 17 en van die, waarop door een ander tol wordt geheven, verkeeren in goeden staat.

Artikel 17

Het waterschap heeft te zorgen, dat de wegen welke het onderhoudt, en die waarop het krachtens zijne inrichting of krachtens zijn reglement heeft toe te zien, verkeeren in goeden staat.

Artikel 18

De gemeente en het waterschap worden geacht aan het in de artikelen 16 en 17 bepaalde te hebben voldaan:

  • I. in het geval dat een ander dan de gemeente of het waterschap tot het onderhouden van den weg verplicht is, wanneer diens verplichting is nagekomen;

  • II. in de overige gevallen, wanneer:

de weg goed is onderhouden;

aard, breedte en lengte van de verharding gelijk zijn aan aard, breedte en lengte van de verharding, zooals die zijn aangegeven op den in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT