Wet CO2-heffing industrie

Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet Milieubeheer voor de invoering van een CO2-heffing voor de industrie (Wet CO2-heffing industrie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is vanwege de aardopwarming te borgen dat de emissie van broeikasgassen bij en voor industriële productie en afvalverbranding verminderd wordt door voor die emissies een nationale heffing in te voeren; Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:AIn Artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma een onderdeel [waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel] toegevoegd, luidende: #. een CO2-heffing industrie. BIn Artikel 1 wordt in de opsomming «minimum CO2-prijs» vervangen door «minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking». CHet opschrift van hoofdstuk VIA komt te luiden:

HOOFDSTUK VIA MINIMUM CO2-PRIJS ELEKTRICITEITSOPWEKKING

DIn artikel 71b wordt «minimum CO2-prijs» vervangen door «minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking». EArtikel 71c wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «degene die op 31 december van het tijdvak een broeikasgasinstallatie exploiteert» vervangen door «degene die een broeikasgasinstallatie exploiteert». Er wordt voorts een zin toegevoegd, luidende: De exploitant van een broeikasgasinstallatie is de exploitant, bedoeld in artikel 16.11, eerste lid, tweede zin, van de Wet milieubeheer. 2. In het tweede lid wordt «op 31 december van het tijdvak geen broeikasgasinstallatie meer wordt geëxploiteerd» vervangen door «de werking van een broeikasgasinstallatie is beëindigd» en vervalt «in dat tijdvak». FNa hoofdstuk VIA wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIB CO2- HEFFING INDUSTRIE Artículo 2

AFDELING 1 ALGEMEEN

Artikel 71

h.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. afvalverbrandingsinstallatie:

afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie als bedoeld in artikel 3, veertigste, onderscheidenlijk eenenveertigste, lid, van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334) waarin blijkens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunning huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen worden verbrand, en die geen broeikasinstallatie is; b. broeikasgas:

broeikasgas als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;c. broeikasgasinstallatie:

broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de Wet milieubeheer; d. dispensatierecht:

overdraagbaar recht om gedurende het kalenderjaar een emissie van één ton kooldioxide-equivalent in de lucht te veroorzaken in het kalenderjaar waarin die uitstoot plaatsvindt zonder dat de CO2-heffing industrie daarover wordt geheven; e. één ton kooldioxide-equivalent:

één ton kooldioxide-equivalent als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer; f. industrieel emissieverslag:

industrieel emissieverslag als bedoeld in artikel 16b.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;g. industriële installatie:

broeikasgasinstallatie, afvalverbrandingsinstallatie of lachgasinstallatie;h. industriële jaarvracht:

aantal ton kooldioxide-equivalent van een industriële installatie in een kalenderjaar dat in de lucht is veroorzaakt en ter zake waarvan de CO2-heffing industrie wordt geheven; i. lachgasinstallatie:

installatie die blijkens een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunning bestemd is voor de productie van acrylonitril of caprolactam en die geen broeikasgasinstallatie is; j. meetbare warmte:

meetbare warmte als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 59); k. restgassen:

restgassen als bedoeld in artikel 16a.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;l. stadsverwarming:

stadsverwarming als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 59).

Artikel 71

i.

Dit hoofdstuk is van toepassing op industriële installaties met uitzondering van broeikasgasinstallaties die direct of indirect uitsluitend worden geëxploiteerd voor: a. het in een kas telen van gewassen; b. stadsverwarming; c. het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties, daaronder begrepen het nagenoeg uitsluitend verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties, en de meetbare warmte niet wordt gebruikt voor de productie van producten en daarmee verband houdende activiteiten; of d. het opwekken van elektriciteit zonder het gebruik van restgassen als brandstof.

AFDELING 2 GRONDSLAG EN BELASTINGPLICHT

Artikel 71

j.

  1. Onder de naam CO2-heffing industrie wordt een belasting geheven ter zake van: a. de emissie van broeikasgas door een broeikasgasinstallatie; b. de emissie van kooldioxide door een afvalverbrandingsinstallatie; of c. de emissie van kooldioxide en distikstofoxide door een lachgasinstallatie. 2. Van de heffing zijn uitgezonderd de emissies door broeikasgasinstallaties: a. als gevolg van het opwekken van elektriciteit zonder het gebruik van restgassen als brandstof; of b. als gevolg van het opwekken van meetbare warmte die wordt uitgevoerd ten behoeve van stadsverwarming indien de broeikasgasinstallatie in het belastingtijdvak meer dan driekwart van zijn totaal geproduceerde meetbare warmte in dat belastingtijdvak heeft uitgevoerd ten behoeve van stadsverwarming. 3. Van de heffing is uitgezonderd de emissie van kooldioxide door broeikasgasinstallaties en afvalverbrandingsinstallaties die worden overgedragen voor geologische opslag en waarbij wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

Artikel 71

k.

  1. De CO2-heffing industrie wordt geheven van degene die een industriële installatie exploiteert. 2. De exploitant van een broeikasgasinstallatie is de exploitant, bedoeld in artikel 16.11, eerste lid, tweede zin, van de Wet milieubeheer. De exploitant van een afvalverbrandingsinstallatie is degene aan wie de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 71h, onderdeel a, is verleend. De exploitant van een lachgasinstallatie is degene aan wie de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 71h, onderdeel i, is verleend. 3. Indien de werking van een industriële installatie is beëindigd, wordt de belasting geheven van degene die als laatste de industriële installatie heeft geëxploiteerd.

AFDELING 3 MAATSTAF VAN HEFFING EN VERSCHULDIGDHEID

Artikel 71

l.

  1. De belasting wordt berekend over de industriële jaarvracht van een industriële installatie in het belastingtijdvak verminderd met het aantal dispensatierechten voor die industriële installatie in hetzelfde belastingtijdvak. 2. De grondslag is niet lager dan nihil.

Artikel 71

m.

  1. De industriële jaarvracht is overeenkomstig hetgeen is vermeld in het industrieel emissieverslag. 2. Indien het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit de industriële jaarvracht ambtshalve heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 16b.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer en die vaststelling is onherroepelijk geworden, is de industriële jaarvracht overeenkomstig die vaststelling.

Artikel 71

n.

  1. Het aantal dispensatierechten is het aantal dispensatierechten dat de exploitant voor een industriële installatie op 1 september van het jaar na afloop van het belastingtijdvak op zijn rekening heeft als bedoeld in artikel 16b.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer. 2. Indien het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit op of na de datum, genoemd in het eerste lid, op de rekening dispensatierechten stort of afboekt als bedoeld in artikel 16b.16, vierde lid, van de Wet milieubeheer, is het aantal dispensatierechten het aantal dispensatierechten dat na die storting of afboeking op de rekening staat.

Artikel 71o

De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de emissie van broeikasgas plaatsvindt.

AFDELING 4 TARIEF
Artikel 71

p.

  1. Het tarief bedraagt per ton kooldioxide-equivalent € 30. 2. Bij aanvang van ieder kalenderjaar na het kalenderjaar 2021 tot en met kalenderjaar 2030 wordt, alvorens artikel 90 wordt toegepast, het tarief verhoogd met € 10,56. 3. Voor een broeikasgasinstallatie wordt het tarief verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht, bedoeld in artikel 71f, derde lid. Het tarief is niet lager dan nihil. 4...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT