Wet foetaal weefsel

Abbreviated LabelWftw
Subject MatterGezondheidsrecht en farmaceutisch recht
CourtVolksgezondheid, Welzijn en Sport

Geldend van 19-03-2020 t/m heden

Wet van 8 november 2001, houdende regels betreffende terbeschikkingstelling en gebruik van foetaal weefsel (Wet foetaal weefsel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen omtrent de voorwaarden waaronder terbeschikkingstelling en gebruik van foetaal weefsel toelaatbaar is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1
  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • b. menselijke vrucht: resultaat van de samensmelting van menselijke geslachtscellen;

    • c. foetaal weefsel: bestanddelen die deel uitmaken van een na een zwangerschapsduur van minder dan vierentwintig weken levenloos ter wereld gekomen dan wel binnen vierentwintig uur na de geboorte overleden menselijke vrucht of van delen daarvan;

    • d. vrouw: de vrouw uit wie de menselijke vrucht ter wereld is gekomen.

  • 2 Deze wet is niet van toepassing op het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel voor pathologisch-anatomisch onderzoek ten behoeve van de vrouw.

Artikel 2
  • 1 Het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel is slechts toegestaan ten behoeve van:

    • a. geneeskundige doeleinden, medisch- of biologisch-wetenschappelijk onderzoek of medisch- of biologisch-wetenschappelijk onderwijs, of

    • b. de opsporing en vervolging van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 248a, 248b of 249, van het Wetboek van Strafrecht, dat vermoedelijk heeft geleid tot de zwangerschap waarvan het foetaal weefsel afkomstig is.

  • 2 Gebruik van foetaal weefsel is niet toegestaan voor geneeskundige behandeling van door de vrouw aangewezen personen.

Artikel 3
  • 1 Voor het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel is de toestemming vereist van de vrouw. De toestemming wordt vooraf verleend bij een verklaring die ten minste eigenhandig is gedagtekend en ondertekend.

  • 2 Is de vrouw minderjarig en heeft zij de leeftijd van twaalf maar die van zestien jaar nog niet bereikt, dan is mede toestemming vereist van degenen die het gezag over haar uitoefenen.

  • 3 Is zij twaalf jaar of ouder en niet in staat tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake, dan is toestemming vereist van degenen die het gezag over haar uitoefenen dan wel indien zij meerderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger of, indien deze ontbreekt, van haar echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel.

  • 4 Het bewaren en gebruiken van het foetaal weefsel vindt geen doorgang indien daartegen bezwaar is gemaakt door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel. Indien blijkt dat degene van wie de zaadcellen afkomstig zijn, een ander is dan de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de vrouw, vindt bewaring of gebruik van het foetaal weefsel geen doorgang indien hij dat verzoekt.

Artikel 4
  • 1 Alvorens toestemming wordt gevraagd, wordt de persoon wiens toestemming is vereist, ingelicht over de aard en het doel van het voorgenomen gebruik van het foetaal weefsel.

  • 2 Het geven van de inlichtingen en het vragen van de toestemming geschiedt door de zorg van de behandelend arts en niet voordat vaststaat dat het foetaal weefsel ter beschikking zal komen. De behandelend arts, die niet bij de uitvoering van het beoogde gebruik van het foetaal weefsel mag zijn betrokken, draagt er tevens zorg voor dat de inlichtingen worden verstrekt op een wijze die waarborgt dat de vrouw in vrijheid kan beslissen.

  • 3 De inlichtingen worden op een zodanige wijze verstrekt dat redelijkerwijs zeker is dat degenen wier toestemming is vereist, deze naar haar inhoud hebben begrepen. In het geval, bedoeld in artikel 3, derde lid, wordt de vrouw ingelicht op een wijze die past bij haar bevattingsvermogen.

  • 4 De inlichtingen omvatten in ieder geval de informatie, bedoeld in de bijlage bij richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT