Wet op het specifiek cultuurbeleid

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterCultureel recht
CourtOnderwijs, Cultuur en Wetenschap

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Wet van 11 maart 1993, houdende regels betreffende enkele aspecten van het specifiek cultuurbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het verstrekken van specifieke uitkeringen uit 's Rijks kas ten behoeve van cultuuruitingen wettelijk dient te worden geregeld, dat het wenselijk is het cultuurbeleid van het Rijk eenmaal per vier jaar in een nota vast te leggen en het verstrekken van subsidies ten behoeve van cultuuruitingen een grondslag in de wet te geven en voorts dat het wenselijk is de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur te machtigen tot het oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen die de verbreiding van cultuuruitingen bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen
Artikel 1
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • b. cultuuruitingen: de cultuuruitingen op de terreinen van de cultuur waarover het beleid van Onze Minister zich uitstrekt;

    • c. fonds: een privaatrechtelijke rechtspersoon die is opgericht op grond van de machtiging van artikel 9;

    • d. de Raad: de Raad voor cultuur, bedoeld in artikel 2a.

  • 2 De artikelen 4 tot en met 8 zijn niet van toepassing op het verstrekken van subsidies ten behoeve van cultuuruitingen voorzover daarvoor bij of krachtens een andere wet regels zijn gesteld.

Artikel 1a

Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

Onze Minister is belast met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid.

Hoofdstuk IA. Raad voor cultuur
Artikel 2a
  • 1 Er is een Raad voor cultuur.

  • 2 De Raad voor cultuur heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk op het terrein van de cultuur.

Artikel 2b

[Vervallen per 11-07-2007]

Artikel 2c
  • 1 Ter voorbereiding van adviezen kan de Raad tijdelijke commissies instellen die in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges geheel of gedeeltelijk kunnen bestaan uit andere personen dan leden van de Raad.

  • 2 Op de in het eerste lid bedoelde commissieleden zijn de artikelen 11 tot en met 14 van de Kaderwet adviescolleges van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze leden door Onze Minister worden benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 2d

[Vervallen per 11-07-2007]

Artikel 2e

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2f

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2g

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2h

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2i

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2j

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2k

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 2l

[Vervallen per 21-02-1997]

Hoofdstuk II. Wijziging hoofdlijnen cultuurbeleid
Artikel 3
  • 1 Onze Minister bericht ten minste een keer in de vier jaar beide kamers der Staten-Generaal over de hoofdlijnen van het cultuurbeleid.

  • 2 Bij wijziging van hoofdlijnen van het cultuurbeleid doet Onze Minister daarvan telkens mededeling aan beide kamers der Staten-Generaal.

Hoofdstuk III. Subsidies ten behoeve van cultuuruitingen
Artikel 4

Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen subsidies verstrekken.

Artikel 4a
  • 1 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling eenmaal per vier jaar regels vast voor de verstrekking van subsidies in de op die periode volgende periode van vier kalenderjaren.

  • 2 De ministeriële regeling bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • b. de criteria die bij de subsidieverlening voor de onder a bedoelde activiteiten gehanteerd worden, en

    • c. het financieel kader waarbinnen de subsidieverstrekking geschiedt.

  • 3 De ministeriële regeling heeft betrekking op activiteiten die voor vier jaar voor subsidieverstrekking in aanmerking komen.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan Onze Minister in bijzondere gevallen subsidie verstrekken voor minder dan vier jaar.

Artikel 4b

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4c
  • 1 Onze Minister verstrekt aan een fonds telkens voor een periode van vier kalenderjaren een subsidie.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister voor minder dan vier kalenderjaren subsidie verstrekken, indien zich omstandigheden voordoen die daartoe aanleiding geven.

Artikel 5
  • 1 Onze Minister kan op aanvraag ten behoeve van cultuuruitingen specifieke uitkeringen verstrekken van tenminste € 4 500:

    • a. voor experimenten;

    • b. ter bevordering van de totstandkoming van nieuwe voorzieningen;

    • c. ter stimulering van activiteiten vanuit bestaande voorzieningen;

    • d. ter bevordering van deskundigheid en onderzoek;

    • e. ten behoeve van behoud van het cultureel erfgoed.

  • 2 Specifieke uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c en e, worden gedurende ten hoogste 4 jaren verstrekt.

  • 3 Specifieke uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onder d, worden éénmalig verstrekt.

Artikel 6

Onze Minister kan op aanvraag ten behoeve van cultuuruitingen specifieke uitkeringen verstrekken van tenminste € 4 500 aan derden indien die subsidies gebaseerd zijn op een tussen Onze Minister en een provincie, een gemeente of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba gemaakte bestuursovereenkomst.

Artikel 7

Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen andere specifieke uitkeringen dan die bedoeld in de artikelen 5 en 6, verstrekken van tenminste € 4 500.

Artikel 8
  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van subsidies op grond van deze wet.

  • 2 De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a. de criteria op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt;

    • b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c. de vaststelling van een subsidieplafond;

    • d. de aanvraag van een subsidie;

    • e. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • f. de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;

    • g. de vaststelling van de subsidie;

    • h. de betaling en terugvordering van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT