Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

Abbreviated LabelWOBP
CourtVeiligheid en Justitie
Subject MatterBWBR0004447

Geldend van 01-08-2018 t/m heden

Wet van 8 december 1988, houdende regelen inzake de opneming in Nederland van buitenlandse pleegkinderen met het oog op adoptie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan bij de opneming in Nederland van een buitenlands pleegkind met het oog op adoptie in de wet neer te leggen en tevens bij de wet te bepalen dat bemiddelende werkzaamheden inzake een zodanige opneming slechts kunnen worden verricht door organisaties aan welke daartoe een vergunning is verleend en op de bij of krachtens de wet bepaalde wijze, zulks ter bevordering van een verantwoorde gang van zaken rond de opneming in Nederland van buitenlandse pleegkinderen met het oog op adoptie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

buitenlands kind: een buiten Nederland geboren, de Nederlandse nationaliteit niet bezittende minderjarige in de zin van de Nederlandse wet, die in Nederland met het oog op adoptie in een ander gezin dan het ouderlijke wordt of zal worden verzorgd en opgevoed in zodanige omstandigheden dat de verzorgers in feite de plaats van de ouders innemen;

aspirant-adoptiefouders: echtgenoten of een persoon die een buitenlands kind met het oog op adoptie wensen op te nemen of hebben opgenomen;

adoptiefouders: echtgenoten of een persoon die een buitenlands kind hebben geadopteerd;

beginseltoestemming: de schriftelijke mededeling van Onze Minister omschreven in artikel 2;

vergunninghouder: de rechtspersoon die houder is van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 en 16.

bemiddeling: elke activiteit van een vergunninghouder gericht op totstandkoming van, of ondersteuning bij, de plaatsing van een buitenlands kind met het oog op adoptie bij aspirant-adoptiefouders.

Hoofdstuk 2. De beginseltoestemming
Artikel 2

De opneming in Nederland van een buitenlands kind met het oog op adoptie is uitsluitend toegestaan, indien van Onze Minister een voorafgaande schriftelijke mededeling is verkregen, dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent.

Artikel 3
  • 1 De beginseltoestemming geldt voor een periode van vier jaren en kan telkens voor een periode van vier jaren worden verlengd. De periode waarvoor zij wordt verleend of verlengd, overschrijdt evenwel niet het tijdstip waarop een van de aspirant-adoptiefouders de leeftijd van zesenveertig jaren zal hebben bereikt, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2 Een beginseltoestemming betreft de opneming van een buitenlands kind of in het geval van broers en zussen, dan wel van kinderen die op andere wijze zodanig aan elkaar gehecht zijn dat zij bezwaarlijk van elkaar gescheiden kunnen worden, van twee buitenlandse kinderen tegelijk. Onze Minister kan in verband met bijzondere omstandigheden toestemming verlenen tot opneming van meer kinderen tegelijk.

Artikel 4

Een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt slechts in behandeling genomen, indien:

  • a. het verzoek door de aspirant-adoptiefouders is ingediend. Is de aspirant-adoptiefouder die het verzoek alleen indient, gehuwd of heeft deze een geregistreerde partner of andere levensgezel, dan kan het verzoek slechts met instemming van diens echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel worden ingediend;

  • b. het verzoek, indien het strekt tot verlenging van de geldigheidsduur van een beginseltoestemming, ten minste twaalf weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de bestaande beginseltoestemming is ingediend;

  • c. de aspirant-adoptiefouders daarbij hebben overgelegd:

    • 1°. de door Onze Minister vastgestelde gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het verzoek;

    • 2°. de verklaring dat zij bereid zijn het buitenlandse kind de gangbare preventieve en curatieve behandelingen te doen ondergaan die van levensbelang zijn voor het kind;

  • d. de aspirant-adoptiefouders, ingeval in hun gezin reeds één of meer eigen kinderen of met het oog op adoptie opgenomen kinderen verblijven, deze kinderen gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed;

  • e. de aspirant-adoptiefouders vóór de aanvang van het ingevolge artikel 5, eerste lid, in te stellen onderzoek het bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag ter bestrijding van de kosten van de in artikel 5, derde lid, bedoelde voorlichting hebben voldaan.

Artikel 5
  • 1 Onze Minister beslist op het verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan eerst nadat de raad voor de kinderbescherming een onderzoek heeft ingesteld naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind of, indien de aspirant-adoptiefouders hierom hebben verzocht, van twee buitenlandse kinderen tegelijk.

  • 2 Ter voorbereiding van het in het eerste lid bedoelde onderzoek ontvangen de aspirant-adoptiefouders, indien het de opneming van een eerste buitenlands kind betreft, algemene voorlichting omtrent de opneming en de adoptie van buitenlandse kinderen, welke voorlichting onder toezicht van Onze Minister zal worden verstrekt.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de organisatie, de inhoud en de bekostiging van de aan de aspirant-adoptiefouders te verstrekken algemene voorlichting.

  • 4 Het rapport van het onderzoek wordt met de aspirant-adoptiefouders besproken voordat het door de raad voor de kinderbescherming wordt uitgebracht. De raad voor de kinderbescherming verschaft de aspirant-adoptiefouders inzage in het uit te brengen rapport. In de gevallen waarin een beginseltoestemming wordt verleend of de geldigheidsduur ervan wordt verlengd, wordt het oorspronkelijke exemplaar van het rapport na daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de aspirant-adoptiefouders uitsluitend verstrekt aan de vergunninghouder wiens bemiddeling door de aspirant-adoptiefouders is ingeroepen. In geval van afwijzing van een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt aan de aspirant-adoptiefouders op hun schriftelijk verzoek een afschrift van het rapport verstrekt.

  • 5 Onze Minister beslist afwijzend op een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming:

    • a. indien hij een aspirant-adoptiefouder niet geschikt acht voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind;

    • b. indien een der aspirant-adoptiefouders op het tijdstip van de indiening van het verzoek de leeftijd van tweeënveertig jaren heeft bereikt, tenzij bijzondere omstandigheden inwilliging van het verzoek naar zijn oordeel wenselijk maken.

  • 6 Onze Minister beslist afwijzend op een verzoek tot verlening of verlenging van de geldigheidsduur van een beginseltoestemming indien te verwachten is dat op het tijdstip waarop een buitenlands kind zou kunnen worden opgenomen, het verschil in leeftijd tussen een der aspirant-adoptiefouders en het buitenlandse kind meer dan veertig jaren bedraagt, tenzij bijzondere omstandigheden inwilliging van het verzoek naar zijn oordeel wenselijk maken.

  • 7 Onze Minister kan met het oog op het vereiste dat het leeftijdsverschil tussen aspirant-adoptiefouders en buitenlands kind de veertig jaren niet te boven gaat, een voorwaarde stellen met betrekking tot de leeftijd van het buitenlandse kind.

  • 8 De afwijzing van een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt met redenen omkleed schriftelijk ter kennis gebracht van de aspirant-adoptiefouders.

Artikel 6
  • 1 Indien blijkt dat aspirant-adoptiefouders aan wie een beginseltoestemming is verleend, niet langer geschikt zijn voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind, besluit Onze Minister tot intrekking van de beginseltoestemming.

  • 2 Een besluit tot intrekking van een beginseltoestemming wordt eerst genomen nadat de raad voor de kinderbescherming opnieuw een onderzoek heeft ingesteld.

Artikel 7
  • 1 Ten behoeve van de beslissing op bezwaar tegen een besluit, inhoudende de afwijzing van een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan alsmede de intrekking van een beginseltoestemming wint Onze Minister, onder overlegging van de op de zaak betrekking hebbende bescheiden, schriftelijk advies in van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Artikel 7:13, tweede tot en met zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Door de Raad opgeroepen getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezend een vergoeding uit de openbare kas, door de voorzitter van de Raad te begroten overeenkomstig het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing:

    • a. indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit tot afwijzing van het verzoek tot verlening van een beginseltoestemming op grond van artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, en de aspirant-adoptiefouders zich bij het bezwaar niet op bijzondere...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT