Wet tuchtrechtspraak accountants
Court | Veiligheid en Justitie |
Abbreviated Label | Geen |
Subject Matter | Tuchtrecht |
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Wet van 27 juni 2008, houdende nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wet tot stand te brengen waarin het tuchtprocesrecht ten aanzien van accountants op uniforme wijze wordt geregeld en waarin voorts regels worden gesteld inzake een klachtenprocedure ten aanzien van accountants;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
a. accountant: accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep of een externe accountant die een wettelijke auditor is als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de richtlijn, die in een andere lidstaat is toegelaten tot het verrichten van controles als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn en die beschikt over een verklaring van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 54 van de Wet op het accountantsberoep;
b. Autoriteit Financiële Markten de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
c. betrokkene degene jegens wie een klacht is ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;
d. beroepsorganisatie: de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;
e. het College het College van Beroep voor het bedrijfsleven;
f. klager degene die jegens betrokkene een klacht heeft ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;
g. Onze Minister Onze Minister van Financiën;
h. Onze Ministers Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie;
i. registers: het register, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en het accountantsregister, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep.
-
1 De tuchtrechtelijke maatregelen die de accountantskamer kan opleggen bij handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn:
a. waarschuwing;
b. berisping;
c. geldboete;
d. tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor ten hoogste drie jaren;
e. doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers.
2 Een geldboete kan gezamenlijk met een tuchtrechtelijke maatregel als genoemd in het eerste lid onder a, b, d en e, worden opgelegd.
3 Bij de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat deze beslissing op kosten van betrokkene wordt openbaar gemaakt op een daarbij voorgeschreven wijze, indien enig door artikel 42, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep of artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties beschermd belang dat vordert.
4 Bij de beslissing tot het opleggen van de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant kan de termijn die is gehanteerd ingevolge artikel 41, eerste lid, en 44, eerste lid, op de periode van de tijdelijke doorhaling in mindering worden gebracht.
[Vervallen per 01-01-2013]
[Vervallen per 01-01-2013]
1 Het bedrag van de geldboete is ten minste € 3,– en ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2 De geldboete kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
3 Een beslissing tot oplegging van een geldboete bevat de termijn waarbinnen deze moet zijn voldaan. Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter de termijn verlengen. De opgelegde boete komt ten bate van de Staat.
4 Wordt de boete niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan kan de accountantskamer na het horen van betrokkene of het daartoe behoorlijk oproepen, ambtshalve beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d of e, op te leggen.
1 In het geval waarin de accountantskamer de openbaarmaking van haar uitspraak gelast, bepaalt zij tevens de wijze waarop aan die last uitvoering wordt gegeven.
2 De kosten van de openbaarmaking worden in de uitspraak op een bepaald bedrag geschat.
1 In het geval waarin de accountantskamer tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers gelast, vermeldt zij in haar uitspraak wanneer de tijdelijke doorhaling ingaat en wanneer deze eindigt.
2 Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de beroepsorganisatie over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de tijdelijke doorhaling ingaat en het tijdstip waarop deze eindigt.
1 In het geval waarin de accountantskamer doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers gelast, bepaalt zij tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven. Deze termijn bedraagt maximaal 10 jaren.
2 Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de beroepsorganisatie over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de doorhaling ingaat en de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven.
1 De accountantskamer informeert terstond na het doen van de uitspraak de Autoriteit Financiële Marktenen de beroepsorganisatie omtrent de naam van betrokkene en de aard van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.
2 De Autoriteit Financiële Markten en de beroepsorganisatie dragen na uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 47 zorg voor opname van de tuchtrechtelijke maatregel in de registers.
1 Er is een accountantskamer gevestigd te Zwolle.
2 De accountantskamer vormt uit haar midden kamers voor het vervullen van haar taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden.
3 De accountantskamer stelt bij reglement nadere regels vast over haar werkwijze.
1 De accountantskamer heeft een voorzitter, ten hoogste tien leden en een secretaris.
2 De accountantskamer heeft ten hoogste twintig plaatsvervangende leden.
3 De accountantskamer kan een of meer plaatsvervangend-secretarissen hebben.
4 De voorzitter van de accountantskamer wijst ten hoogste zes personen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, eerste volzin, aan als plaatsvervangend voorzitter.
1 De voorzitter is rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.
2 Van de leden is ten minste de helft rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. De overige leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.
3 De plaatsvervangende leden zijn rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.
4 De secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen zijn personen die zijn aangewezen om werkzaamheden te verrichten die bij of krachtens wet aan de griffier bij een gerecht zijn opgedragen.
1 De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.
2 Aanwijzing van de secretaris geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister voor een periode van zes jaren.
3 De plaatsvervangend-secretarissen worden aangewezen door de voorzitter van de accountantskamer.
4 De aanwijzingen, bedoeld in het tweede en derde lid, eindigen van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
1 De secretaris en de leden zijn voor hun werkzaamheden enkel verantwoording verschuldigd aan de accountantskamer.
2 Artikel 42 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is ten aanzien van de voorzitter de leden en de secretaris van overeenkomstige toepassing.
-
3 De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter en de leden, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van de accountantskamer; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
1 De voorzitter, de leden leggen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden voor de accountantskamer de eed of belofte af. Het formulier voor de eed of belofte wordt als bijlage bij deze wet gevoegd.
2 De voorzitter legt de eed of belofte af ten overstaan van een plaatsvervangend-voorzitter.
3 De leden en de secretaris leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter.
4 Bij een opvolgende benoeming binnen de accountantskamer van de voorzitter, een lid of de secretaris blijft de beëdiging achterwege.
5 De secretaris houdt een register waarin de koninklijke besluiten van de bij de accountantskamer benoemde...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT