Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van. Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2024 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2024 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:0AIn de artikelen 4.14a, tweede lid, 4.14b, eerste lid, eerste zin, en tweede lid, en 4.14c, eerste lid, eerste zin, wordt «€ 700.000» vervangen door «€ 500.000». AIn artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 38.098

9,32%

€ 38.098

€ 75.518

€ 3.550

36,97%

€ 75.518

€ 17.382

49,50%BIn artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 40.021

9,32%

€ 40.021

€ 75.518

€ 3.729

36,97%

€ 75.518

€ 16.852

49,50%BaIn de in artikel 2.12 opgenomen tabel wordt het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage met twee procentpunt verhoogd. CIn artikel 2.13 wordt «32%» vervangen door «36%».DIn artikel 2.17, tweede lid, wordt «artikel 5.2, tweede lid» vervangen door «artikel 5.2, vijfde lid». EIn artikel 3.15, zesde lid, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,23»FIn artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,23».GIn artikel 3.23, tweede lid, onderdeel a, wordt «en 3.54» vervangen door «, 3.54 en 3.54aa». HArtikel 3.30a, derde lid, komt te luiden:3. De bodemwaarde van een gebouw is: de WOZ-waarde van het gebouw. IIn artikel 3.34a wordt «artikel 3.54» vervangen door «de artikelen 3.54 en 3.54aa».JIn artikel 3.42, derde lid, wordt «45,5 percent» vervangen door «40 percent».KAan artikel 3.53, eerste lid, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», een subonderdeel toegevoegd, luidende: c. tot herinvestering in bedrijfsmiddelen volgens artikel 3.54aa (herinvesteringsreserve bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen). LNa artikel 3.54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.54

aa Herinvesteringsreserve bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen.

  1. Een herinvesteringsreserve kan mede worden gevormd ter zake van de vervreemding van een bedrijfsmiddel in het kader van het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, zolang het voornemen bestaat dat het bedrag van die reserve in het jaar van die vervreemding of in een van de daaropvolgende drie jaren zal worden geherinvesteerd in een of meer bedrijfsmiddelen ten behoeve van een andere onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. 2. Indien bij het bepalen van de winst van een onderneming een herinvesteringsreserve als bedoeld in het eerste lid is gevormd, kan bij tijdige herinvestering het bedrag van die reserve in mindering worden gebracht op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die door de belastingplichtige worden aangeschaft of voortgebracht ten behoeve van een andere onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, mits voor het bepalen van de winst bij beide ondernemingen dezelfde bepalingen van toepassing zijn. In dat geval wordt de herinvesteringsreserve gelijktijdig en voor hetzelfde bedrag opgenomen in de winst van de onderneming waarin de herinvesteringsreserve is gevormd. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is artikel 3.54 van overeenkomstige toepassing. MIn artikel 3.79a wordt «14%» vervangen door «13,31%».NAan artikel 4.13 worden twee leden toegevoegd, luidende:4. Tot de reguliere voordelen behoren niet onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst, als gevolg van giften aan algemeen nut beogende instellingen en steunstichtingen SBBI door een lichaam waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft. 5. Onder giften worden verstaan bevoordelingen uit vrijgevigheid en al dan niet verplichte bijdragen, voor zover daardoor geen op geld waardeerbare aanspraken ontstaan. Onder giften worden niet verstaan: a. giften die niet rechtstreeks worden gedaan door een lichaam waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft; b. bevoordelingen of bijdragen in contant geld. OArtikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:1. Aan het derde lid worden, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende: d. een lidmaatschapsrecht in een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 125, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; e. een vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening van de notaris, bedoeld in artikel 25 van de Wet op het notarisambt; f. een vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening van de gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet. 2. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij de berekening van het effectieve rendementspercentage wordt hierbij uitgegaan van de gezamenlijke rendementsgrondslag en wordt bij de berekening van het rendement uitgegaan van de waarde van de banktegoeden, de waarde van de overige bezittingen en de waarde van de schulden van de belastingplichtige en zijn partner tezamen. PNa artikel 5.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.4

a Defiscaliseren bepaalde onderlinge vorderingen en schulden.

  1. Tot de bezittingen behoren niet vorderingen op de partner van de belastingplichtige die corresponderen met een schuld als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van de partner aan de belastingplichtige. 2. Tot de bezittingen behoren niet vorderingen van een minderjarig kind op een ouder aan wie de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, wordt toegerekend, die corresponderen met een schuld als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van die ouder aan dat minderjarige kind. 3. Tot de schulden behoren niet schulden die corresponderen met de vorderingen, bedoeld in het eerste en tweede lid. QIn artikel 6.17, zesde lid, onderdeel a, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,23».RIn artikel 6.36, tweede lid, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,23».SHet in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 115. TIn artikel 8.14a, eerste lid, wordt de tweede zin vervangen door twee zinnen, luidende:

Indien een kind dat niet op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, gedurende het kalenderjaar in de huishoudens van diens beide ouders verblijft (co-ouderschap), wordt het kind voor de toepassing van onderdeel b geacht ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de basisregistratie personen als het kind gedurende ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft en het kind op hetzelfde woonadres als diens andere ouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen. In het jaar van aanvang of beëindiging van co-ouderschap wordt het aantal dagen, genoemd in de tweede zin, naar tijdsgelang herrekend indien ten minste zes maanden sprake is van co-ouderschap. UIn artikel 9.5, vijfde lid, wordt «de betalingskorting, bedoeld in artikel 27a van de Invorderingswet 1990, alsmede» vervangen door «en». UaNa artikel 9.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.5

a Bijzondere regels voor voorlopige aanslagen ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

In afwijking van artikel 9.5 wordt in de periode waarin de percentages voor banktegoeden en voor schulden, bedoeld in artikel 5.2, nog niet ingevolge artikel 10.6ter, tweede en vierde lid, voor het kalenderjaar zijn vastgesteld bij het opleggen van een voorlopige aanslag over dat kalenderjaar ter zake van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen uitgegaan van bij ministeriële regeling vast te stellen percentages. Daarbij wordt het te hanteren percentage voor banktegoeden vastgesteld op het rentepercentage van de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT