Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten

Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat gelet op de toename van grove visstroperij en de negatieve gevolgen daarvan voor de beroepsvisserij en de visstand, het wenselijk is om de visserij zonder toestemming van de rechthebbende strafbaar te stellen onder de Wet op de economische delicten, en dat het tevens wenselijk is enkele andere wijzigingen in de Visserijwet 1963, de Wet dieren en enige andere wetten aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden: a. «Onze Minister»:

Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; 2. In het vijfde lid wordt de punt aan het slot van de begripsomschrijving van «hengel» vervangen door een puntkomma en vervalt het begrip «spieringtuig» en de daarbij behorende begripsomschrijving. 3. Het zesde lid komt te luiden: 6. De in het tweede lid bedoelde aanwijzing geschiedt bij ministeriële regeling. B Paragraaf 1 van Hoofdstuk V, Afdeling I, vervalt. C Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17
  1. Het is verboden in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder d, op het visrecht waarvan een ander de rechthebbende is, vis uit te zetten, zonder in het bezit te zijn van een schriftelijke toestemming van de rechthebbende. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder vis mede begrepen vissen, schaal- en schelpdieren en kuit, broed en zaad van vissen en schaal- en schelpdieren, die niet krachtens artikel 1, tweede lid, zijn aangewezen. 3. Een schriftelijke toestemming als bedoeld in het eerste lid, is duidelijk leesbaar en in niet uit te wissen schrift gesteld en vermeldt ten minste: de naam, de voorletters en de woonplaats van de rechthebbende op het visrecht en van de houder, de geboortedatum van de houder, de omschrijving van het water, de vissoort en de periode, waarvoor zij geldt en de dagtekening. D Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Behoudens indien het betreft het uitzetten van vis, is het verboden in een water als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, te vissen voor zover een ander rechthebbende is op het visrecht van dat water. 2. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden: d. voor het vissen in een binnen een afgesloten erf gelegen viswater, dat geen voor het doorlaten van vis geschikte verbinding met andere wateren bezit dan wel in een viskwekerij, die voldoet aan de door Onze Minister te stellen regelen. E [vervallen] F [vervallen] G [vervallen] H Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Ieder die de visserij uitoefent of pleegt uit te oefenen, is verplicht op eerste vordering van een opsporingsambtenaar: a. deze ambtenaar in de gelegenheid te stellen zijn vaartuig te betreden; b. ter inzage af te geven de op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet voor de uitoefening van de visserij vereiste bescheiden, waarvan inzage naar redelijk oordeel van deze ambtenaar voor de vervulling van zijn taak nodig is; c. uitstaand vistuig te lichten; d. gesloten viskaren te openen; e. anderszins de medewerking te verlenen, die deze ambtenaar voor de vervulling van zijn taak behoeft. 2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d. 3. In het derde lid (nieuw) wordt de zinsnede «Overtreding van het bij het vorige lid bepaalde» vervangen door: Overtreding van het eerste lid. I Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56
  1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2b, 2c en 17, dan wel van de voorschriften, verbonden aan op grond van de bij of krachtens die artikelen verleende vergunningen, ontheffingen of schriftelijke toestemmingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. 2. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22, eerste lid, 27 en 32, eerste lid, dan wel van de voorschriften, bedoeld in artikel 22, tweede, derde en vijfde lid, 29, tweede lid, en 33, tiende lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een week of geldboete van de eerste categorie. 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. J Artikel 57 vervalt. K In...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT