Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw

Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid deels vrij te laten voor de personen die een beroep doen op algemene bijstand op grond van de Participatiewet en de termijn te verlengen waarin deelnemers aan een pensioenregeling kunnen kiezen voor vrijwillige voortzetting daarvan; Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET.

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:AAan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, een onderdeel waarvan de lettering aansluit op het laatste onderdeel toegevoegd, luidende: #. lijfrente:

een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet die voorziet in een oudedagslijfrente, dan wel een recht op periodieke uitkeringen of verstrekkingen waarop artikel I, onderdeel O, van hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is. BArtikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

Voorliggende voorziening.

  1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. 2. Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt niet verstaan het op verzoek van het college: a. indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van de ingangsdatum van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zolang belanghebbende nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt; b. benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een lijfrente zolang de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en: 1°. tijdens de toetsingsperiode de ingangsdatum van de lijfrente niet is uitgesteld; 2°. voor zover de totale waarde van deze lijfrente of lijfrenten niet meer bedraagt dan € 250.000, waarbij voor de vaststelling van de waarde wordt uitgegaan van de waarde zonder aftrek van de eventueel door de belanghebbende daarover verschuldigde bedragen als bedoeld in artikel 31, derde lid; en 3°. voor zover de inleg in het kader van de lijfrente of lijfrenten: (i) voorafgaand aan de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden; of (ii) tijdens de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden, daarbij jaarlijks ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden en de inleg ten hoogste € 6.000 per jaar heeft bedragen. 3...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT