Wet van 2 december 1999 tot wijziging van de Woningwet (verbetering van het toezicht op woningcorporaties en aanpassing van de bepalingen over het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting aan de Aanwijzingen voor de regelgeving die betrekking hebben op zelfstandige bestuursorganen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1999

553

Wet van 2 december 1999 tot wijziging van de Woningwet (verbetering van het toezicht op woningcorporaties en aanpassing van de bepalingen over het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting aan de Aanwijzingen voor de regelgeving die betrekking hebben op zelfstandige bestuursorganen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Woningwet zodanig te wijzigen, dat van rijkswege meer maatregelen dan tot dusverre kunnen worden genomen, indien toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van die wet de bij of krachtens die wet gegeven regels niet naleven, dat het voorts wenselijk is de bepalingen in de Woningwet inzake het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting in overeenstemming te brengen met de Aanwijzingen voor de regelgeving die betrekking hebben op zelfstandige bestuursorganen, en dat het tenslotte wenselijk is de Woningwet op enkele andere punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel m, onder wijziging van de punt aan het slot van dat onderdeel in een puntkomma, twee onderdelen ingevoegd, luidende: n. toegelaten instelling: instelling als bedoeld in artikel 70; o. fonds: Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bedoeld in artikel 71.

Staatsblad 1999 553 1

B

C

Na artikel 70 worden elf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 70

a.

  1. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat de toegelaten instellingen binnen een bij dat besluit gestelde termijn hun statuten moeten aanpassen aan de voorschriften omtrent de toelating, zoals deze luiden op de dag waarop dat besluit is genomen. 2. Indien een toegelaten instelling geen uitvoering geeft aan een besluit als bedoeld in het eerste lid, kan de toelating worden ingetrokken.

Artikel 70

b.

  1. Tegen een koninklijk besluit dat strekt tot intrekking van de toelating staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling oordeelt in hoogste ressort over het beroep. Zij geeft daarbij aanvankelijk overeenkomstige toepassing aan artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht en kan nadien overeenkomstige toepassing geven aan artikel 8:53 van die wet. 2. Nadat een koninklijk besluit dat strekt tot intrekking van de toelating onherroepelijk is geworden, wordt de vereniging of de stichting op vordering van Onze Minister ontbonden door de rechtbank binnen welker rechtsgebied zij gevestigd is.

Artikel 70

c.

  1. De toegelaten instellingen huisvesten bij voorrang personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting. Bij het in gebruik geven van door hen beheerde woningen met een verhoudingsgewijs lage huurprijs geven zij zo veel mogelijk voorrang aan woningzoekenden die, gelet op hun inkomen, in het bijzonder op die woningen zijn aangewezen. 2. De toegelaten instellingen nemen bij hun werkzaamheden voorts de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften in acht. Deze voorschriften betreffen in ieder geval: a. het verwerven, bouwen, bezwaren en vervreemden van onroerende zaken; b. het treffen van voorzieningen aan woningen; c. het verhuren van woningen; d. de wijze van beheer van woningen; e. de exploitatie van woningen; f. de bestemming van batige saldi; g. het financiële beleid en beheer; h. de verslaglegging; i. de inrichting van de administratie en j. overleg met en verplichtingen ten opzichte van huurders. 3. Bij de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid, alsmede voorschriften als bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn op gemeenten. 4. Bij of krachtens de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen de in dat lid genoemde voorschriften voorts worden gegeven voor standplaatsen en woonwagens, verzorgingshuizen als

Staatsblad 1999 553 2

In artikel 70 vervallen: a. de derde en vijfde volzin van het tweede lid en b. het vijfde tot en met tiende lid.

bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Overgangswet verzorgingshuizen, onroerende aanhorigheden van woningen, stand-plaatsen, woonwagens en zodanige verzorgingshuizen, alsmede de woonomgeving.

Artikel 70

d.

  1. De toegelaten instellingen staan onder toezicht van Onze Minister, behoudens artikel 71a, eerste lid, aanhef en onderdeel b. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het toezicht nadere voorschriften gegeven. Daarbij kan worden bepaald dat in de bij die maatregel aangegeven gevallen: a. Onze Minister een toegelaten instelling een aanwijzing kan geven om een of meer handelingen te verrichten of na te laten; b. een toegelaten instelling bepaalde handelingen slechts kan verrichten na voorafgaande goedkeuring of c. ten behoeve van door een toegelaten instelling te verrichten handelingen een plan wordt opgesteld door een door Onze Minister aan te wijzen persoon of instantie.

Artikel 70

e.

  1. Indien een toegelaten instelling ernstige schade aan het belang van de volkshuisvesting berokkent, redelijkerwijs in die situatie geen verbetering te voorzien is en een andere daartegen gerichte maatregel dan het onder bewind stellen van die toegelaten instelling niet doeltreffender zou zijn, kan de rechtbank binnen welker rechtsgebied die toegelaten instelling gevestigd is haar onder bewind stellen op een daartoe strekkend verzoek van Onze Minister. Onze Minister kan bij zijn verzoek personen voor benoeming tot bewindvoerder voordragen en voorstellen doen omtrent hun beloning. 2. De rechtbank behandelt het verzoek binnen twee weken nadat zij het heeft ontvangen. Zij kan inzage nemen of, door daartoe door haar aangewezen deskundigen, doen nemen van zakelijke gegevens en bescheiden van de betrokken toegelaten instelling. 3. Een toegelaten instelling die surseance van betaling heeft aangevraagd, aan welke surseance van betaling is verleend, van welke het faillissement is aangevraagd of die failliet is verklaard kan niet onder bewind worden gesteld in de zin van dit artikel.

Artikel 70

f.

  1. Bij een beslissing waarbij een toegelaten instelling onder bewind wordt gesteld, benoemt de rechtbank een of meer bewindvoerders en regelt hij hun beloning. De beloning komt voor rekening van de toegelaten instelling. 2. De bewindvoerders maken onverwijld...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT