Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche)

Besluit van 8 april 2021 tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche))

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 oktober 2020, nr. 2020-0000580075, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat; Gelet op artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2021, nr. W04.20.0387/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 april 2021, nr. 2021-0000151757, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd: ANa artikel 6r worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6

s.

  1. Dit artikel is tot 1 januari 2025 van toepassing op de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad. 2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Huisvestingswet 2014 vormen de gemeenten, genoemd in het eerste lid, voor de toepassing van dit artikel gezamenlijk de woningmarktregio. 3. In afwijking van artikel 14, tweede lid, tweede volzin, van de Huisvestingswet 2014 kunnen de gemeenteraden, indien overeenstemming is bereikt met de andere gemeenten, bepalen dat voor ten hoogste zestig procent van het percentage, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, bij de verlening van huisvestingsvergunningen voorrang mag worden gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan een van die gemeenten binnen de woningmarktregio. 4. In afwijking van artikel 14, tweede lid, tweede volzin, van de Huisvestingswet 2014 kan de gemeenteraad, indien overeenstemming is bereikt met de andere gemeenten, in de huisvestingsverordening bepalen bij hoeveel huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan die gemeente, met dien verstande dat het aantal huisvestingsvergunningen waarbij voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan een van die gemeenten voor de woningmarktregio in zijn geheel niet hoger is dan het percentage, bedoeld in het derde lid.

Artikel 6

t.

  1. Voor de toepassing van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 1 van de Leegstandwet, verstaan onder: a. gebouw:

bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt en geen woonruimte is; b. leegstaan: 1°. voor zover het een gebouw betreft: het niet of niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in gebruik zijn overeenkomstig de bestemming van het gebouw; 2°. voor zover het een woonruimte betreft: waar niemand zijn woonadres heeft als bedoeld in artikel 1.1, onder o, onder 1°, van de Wet basisregistratie personen; c. woonruimte:

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden. 2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Leegstandwet kan de gemeenteraad, indien hij een verordening als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014 heeft vastgesteld, in de leegstandverordening bepalen dat de leegstand van daarbij aangewezen categorieën woonruimten, gelegen in de gemeente of daarbij aangegeven delen van de gemeente, door de eigenaar wordt gemeld aan burgemeester en wethouders, zodra die leegstand langer duurt dan een in die verordening aangegeven termijn van ten minste drie maanden. 3. In de leegstandverordening worden nadere regels gegeven over het melden, bedoeld in het tweede lid. 4. Burgemeester en wethouders voeren binnen twee maanden na ontvangst van de melding, bedoeld in het tweede lid, overleg met de eigenaar van de woonruimte over het gebruik ervan. 5. Burgemeester en wethouders stellen na het overleg, bedoeld in het vierde lid, of zonder overleg indien de eigenaar aan dat overleg geen medewerking verleent, een leegstandbeschikking vast. 6. Burgemeester en wethouders kunnen in de leegstandbeschikking, bedoeld in het vijfde lid: a. indien de woonruimte niet geschikt is voor gebruik als woonruimte en de woonruimte niet is bestemd voor afbraak of vernieuwbouw, bepalen welke voorzieningen door de eigenaar binnen de in de beschikking bepaalde termijn moeten zijn getroffen om de woonruimte geschikt te maken voor gebruik als woonruimte; b. indien de woonruimte is bestemd voor verhuur, de maximale marktconforme huurprijs bepalen waartegen de woonruimte te huur wordt aangeboden; c. indien het een woonruimte betreft die is bestemd voor verkoop en als woonruimte kan worden verhuurd op grond van artikel 15, eerste lid, onder b of d, van de Leegstandwet, de eigenaar verplichten de woonruimte te verhuren, met een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet; d. indien het een woonruimte betreft die is bestemd voor afbraak of vernieuwbouw en als woonruimte kan worden verhuurd op grond van artikel 15, eerste lid, onder c, van de Leegstandwet, de eigenaar verplichten de woonruimte te verhuren, met een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet; e. een termijn opnemen van ten minste één maand waarbinnen de woonruimte op het moment dat deze geschikt is voor bewoning in gebruik wordt genomen als woonruimte; f. andere voorwaarden opnemen die noodzakelijk zijn voor het zo spoedig mogelijk in gebruik nemen van de woonruimte. 7. De eigenaar kan gemotiveerd verzoeken om de termijn, bedoeld in het zesde lid, onder e, eenmaal te verlengen met een periode van ten minste één maand. 8. Indien een eigenaar een verzoek als bedoeld in het zevende lid doet, kunnen burgemeester en wethouders de voorwaarden, bedoeld in het zesde lid, onder b tot en met e, in de oorspronkelijke leegstandbeschikking wijzigen. 9. In aanvulling op artikel 4 van de Leegstandwet kunnen burgemeester en wethouders, indien ze vaststellen dat het gebouw of een gedeelte daarvan niet geschikt is voor gebruik, in een leegstandbeschikking voorschrijven welke voorzieningen door de eigenaar binnen de in de beschikking bepaalde termijn moeten worden getroffen om het gebouw of een gedeelte ervan geschikt te maken voor gebruik, tenzij het gebouw is bestemd voor afbraak of vernieuwbouw. 10. Dit artikel is tot 1 januari 2025 van toepassing op de gemeente Amsterdam. BNa artikel 7ab worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7

ad.

  1. In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit ruimtelijke ordening geldt voor een sociale koopwoning de kostengrens, zoals vastgesteld in de Voorwaarden en Normen Nationale Hypotheekgarantie, als de ten hoogste koopprijs. 2. In afwijking van artikel 3.1.2, vierde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad, indien een bestemmingsplan regels bevat ten aanzien van sociale koopwoningen, na regionale afstemming een lagere koopprijs vaststellen dan de ten hoogste koopprijs, bedoeld in het eerste lid. 3. Dit artikel is, voor zover de bestemmingsplannen, waarin toepassing is gegeven aan het eerste of tweede lid, worden vastgesteld voor 1 januari 2024 en het ontwerp van deze plannen ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, van toepassing op de gemeenten: a. Aalsmeer; b. Albrandswaard; c. Almere; d. Amstelveen; e. Amsterdam, f. Arnhem; g. Barendrecht; h. Beemster; i. Berg en Dal; j. Best; k. Beuningen; l. Beverwijk; m. Blaricum; n. Bloemendaal; o. Brielle; p. Bunnik; q. Capelle aan den IJssel; r. Delft; s. De Bilt; t. Diemen; u. Den Haag; v. De Ronde Venen; w. Doesburg; x. Dordrecht; y. Druten; z. Duiven; aa. Edam-Volendam; ab. Eindhoven; ac. Geldrop-Mierlo; ad. Gooise Meren; ae. Groningen; af. Haarlem; ag. Haarlemmermeer; ah. Heemskerk; ai. Heemstede; aj. Hellevoetsluis; ak. Helmond; al. Heumen; am. Hilversum; an. Houten; ao. Huizen; ap. IJsselstein; aq. Katwijk; ar. Krimpen aan den IJssel; as. Landsmeer; at. Lansingerland; au. Laren; av. Leiden; aw. Leidschendam-Voorburg; ax. Lelystad; ay. Lingewaard; az. Lopik; ba. Maassluis; bb. Midden-Delfland; bc. Montferland; bd. Montfoort; be. Mook en Middelaar; bf. Nieuwegein; bg. Nijmegen; bh. Nissewaard; bi. Nuenen; bj. Oirschot; bk. Oostzaan; bl. Ouder-Amstel; bm. Oudewater; bn. Overbetuwe; bo. Pijnacker-Nootdorp; bp. Purmerend; bq. Renkum; br. Rheden; bs. Ridderkerk; bt. Rijswijk; bu. Rotterdam; bv. Rozendaal; bw. Schiedam; bx. Son en Breugel; by. Stichtse Vecht; bz. Uitgeest; ca. Uithoorn; cb. Utrecht; cc. Utrechtse Heuvelrug; cd. Veldhoven; ce. Velsen; cf. Vijfheerenlanden; cg. Vlaardingen; ch. Waalre; ci. Wassenaar; cj. Waterland; ck. Weesp; cl. Westervoort; cm. Westland; cn. Westvoorne; co. Wijchen; cp. Wijdemeren; cq. Wijk bij Duurstede; cr. Woerden; cs. Wormerland; ct. Zaanstad; cu. Zandvoort; cv. Zeist; cw. Zevenaar; cx. Zoetermeer; cy. Zwijndrecht.

Artikel 7

ae.

  1. Dit artikel is tot 1 januari 2025 van toepassing binnen de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. 2. Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn of is om een omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen. 3. In afwijking van artikel 2, eerste lid, van de Regeling ammoniak en veehouderij kan het bevoegd gezag voor een huisvestingssysteem dat of een additionele techniek die niet in bijlage 1 bij die regeling is opgenomen op aanvraag bij besluit bepalen dat in plaats van emissiefactoren gebruik wordt gemaakt van meetsensoren die de feitelijke emissies meten voor het beoordelen of wordt voldaan aan artikel 3, 4 of 5 van het Besluit emissiearme huisvesting en hetzij artikel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT