Besluit van 24 juni 2022 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo

Besluit van 24 juni 2022 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 3 mei 2022, nr. WJZ/32375713 (11864) directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op artikel 6.1.4b, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 juni 2022, nr. W05.22.00054/I);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 21 juni 2022, nr. WJZ/32964998 (ID11864), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET UITVOERINGSBESLUIT WEB

Het Uitvoeringsbesluit WEB wordt als volgt gewijzigd:AHoofstuk 1 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 1 Algemeen Artículos 1.1 y 1.2
Artikel 1.1 Begripsbepalingen

wet:

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 1.2 Uitbreiding grondslag

Dit besluit berust mede op de artikelen 2.6.2, eerste lid, 2.6.3, eerste lid en 6.1.4b, tweede lid, van de wet. BNa hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4A Maatstaven studiesucces beroepsonderwijs Artículos 2 a 23
Artikel 4

a.1. Begripsbepalingen studiesucces.

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:beroepsopleiding op niveau 2, 3 of 4:

basisberoepsopleiding en daarmee beroepsopleiding van het tweede niveau, vakopleiding en daarmee beroepsopleiding van het derde niveau, dan wel middenkader- of specialistenopleiding en daarmee beroepsopleiding van het vierde niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, en derde lid, van de wet; diploma:

getuigschrift dat een beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste en tweede lid, van de wet; extraneus:

degene die uitsluitend wordt toegelaten tot examenvoorzieningen als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet; gediplomeerde:

student of extraneus die een diploma heeft behaald bij de instelling voor een beroepsopleiding op niveau 2, 3 of 4; instellingsverlater:

student of extraneus die op 1 oktober was ingeschreven voor een beroepsopleiding bij de instelling en niet op 1 oktober van het daarop volgende jaar; jaartijdvak:

tijdvak van 1 oktober tot en met 30 september van het daarop volgende jaar.

Artikel 4

a.2. Maatstaven studiesucces bekostigd mbo 2-3-4.

  1. Het studiesucces van een bekostigde beroepsopleiding, bedoeld in artikel 6.1.4b, eerste lid, aanhef, van de wet, wordt gemeten en beoordeeld aan de hand van de volgende indicatoren: a. jaarresultaat: het aantal gediplomeerden in een jaartijdvak, afgezet tegen hetzelfde aantal gediplomeerden plus het aantal instellingsverlaters zonder diploma in hetzelfde jaartijdvak; b. diplomaresultaat: het aantal gediplomeerde instellingsverlaters in een jaartijdvak, afgezet tegen totaal aantal instellingsverlaters in hetzelfde jaartijdvak; c. startersresultaat: het aantal in een jaartijdvak nieuw ingeschreven studenten dat in dat jaartijdvak het diploma heeft behaald dan wel op 1 oktober van het volgende jaartijdvak nog is ingeschreven bij dezelfde instelling, afgezet tegen het totaal aantal studenten dat in dat jaartijdvak was gestart met de beroepsopleiding. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een entreeopleiding.

Artikel 4

a.3. Grondslag voor uitvoeringsregels.

Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld ter uitvoering van dit hoofdstuk, waaronder de berekeningswijze voor het meten van studiesucces en de normering voor het beoordelen van studiesucces voor beroepsopleidingen op niveau 2, 3 of 4.

Artikel 4

a.4. Beoordeling studiesucces bekostigd mbo 2-3-4.

Een beroepsopleiding heeft voldoende studiesucces indien wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling bepaalde norm voor ten minste twee van de in artikel 4a.2, eerste lid, genoemde indicatoren. CArtikel 7a.1 vervalt.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN HET BESLUIT VAN 12 NOVEMBER 2020
Artikel 2

van het Besluit van 12 november 2020, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) komt als volgt te luiden:

Artikel 2 WEB
  1. De onderdelen C en D van artikel IV treden in werking met ingang van 1 augustus 2022. 2. De onderdelen E en F van artikel IV treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 24 juni 2022Willem-AlexanderDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Uitgegeven de eerste juli 2022 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Algemeen deel

  1. Aanleiding

Kwalitatief goed onderwijs is voor iedere student en voor de samenleving als geheel van groot belang. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) houdt toezicht op de kwaliteit. Dit doet de inspectie onder meer door het geven van oordelen over opleidingen. Om het laagste oordeel, zeer zwak, goed te borgen voor het beroepsonderwijs (hierna ook: mbo), is het door het amendement Bisschop, Van Meenen en Rog per 1 augustus 2022 verankerd in de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna ook: WEB).1 Om dit oordeel te krijgen, dient een opleiding zowel onvoldoende te scoren op studiesucces alsook op minimaal één andere wettelijke kwaliteitseis.

De mate van studiesucces van studenten is een indicator voor de kwaliteit van een beroepsopleiding. Iedere mbo-instelling, bekostigd of niet, is gehouden haar onderwijsprogramma en bijbehorende examinering goed te organiseren. Geen enkele opleiding kent echter jaar op jaar een slagingspercentage van 100%. Dat zou ook geen realistische eis zijn. Studenten kunnen vertraging oplopen of uitvallen door uiteenlopende factoren, zowel binnen als buiten de invloedssfeer van de opleiding. Hiermee zal rekening worden gehouden bij het oordeel omtrent studiesucces.

De grondslag voor deze algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB of besluit) is het nieuwe artikel 6.1.4b, tweede lid, van de WEB als het gaat om het bekostigde beroepsonderwijs. Onvoldoende studiesucces kan leiden tot het oordeel zeer zwak. De wetswijziging codificeert daarmee zeer zwak, welk oordeel de inspectie voorheen ook al gaf aan een opleiding in het mbo als inkleuring van onvoldoende kwaliteit.

Artikel 6.2.2

a, tweede lid, van de WEB is de grondslag voor het stellen van regels voor het meten en beoordelen van studiesucces in het niet-bekostigde beroepsonderwijs. Dit laatstgenoemde artikel treedt vooralsnog niet in werking op 1 augustus 2022. Om die reden bevat dit besluit nog geen uitwerking van de maatstaven voor studiesucces voor het niet-bekostigd onderwijs.2.

  1. Hoofdlijnen besluit

Hier volgt eerst een korte weergave van het wettelijk kader (artikel 6.1.4b, eerste lid, WEB) waaruit het meten en beoordelen van studiesucces voortkomt.

Een bekostigde beroepsopleiding is zeer zwak als:(I) het studiesucces van de beroepsopleiding onvoldoende is, èn (II) het bevoegd gezag onvoldoende uitvoering geeft aan ten minste één van onderstaande drie criteria: a. de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, bedoeld in artikel 7.4.8 van de WEB, b. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB, of c. de regels op het gebied van veiligheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel k, van de WEB.

Artikel 6.1.4

b, tweede lid, van de WEB bepaalt vervolgens dat bij of krachtens AMvB regels dienen te worden gesteld over het meten en beoordelen van studiesucces in het mbo.

Met deze AMvB worden de indicatoren voor het meten van studiesucces voor bekostigd mbo 2-3-4 vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit WEB (hierna: UWEB).

Het doel hiervan is om studenten mbo 2-3-4 te beschermen tegen het verlaten van de mbo-instelling zonder startkwalificatie ofwel diploma en tegen onderwijs dat kwalitatief onvoldoende is. Met genoemde wetsbepaling in samenhang gelezen met artikel 20, zesde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, krijgt de mbo-instelling ook dezelfde rechtsbeschermingsmogelijkheden als een school in het funderend onderwijs tegen het oordeel zeer zwak.

Voor het mbo is het belangrijk dat de instelling ervoor zorgdraagt dat de student met een diploma de instelling verlaat. Zeker nu dat meestal de wettelijk vereiste startkwalificatie betreft. Daarom is het belangrijk om vast te leggen wanneer het studiesucces nog als voldoende kan worden beschouwd. Komt men hieronder, dan is er sprake van onvoldoende studiesucces.

Conform artikel 6.1.4b, eerste lid, van de WEB is het vertrekpunt voor het meten van studiesucces altijd de beroepsopleiding van inschrijving van de student.

2.1 Studiesucces voor bekostigde opleidingen op mbo-niveau 2, 3 en 4

Studiesucces voor het bekostigd beroepsonderwijs op niveau 2, 3 en 4 wordt gemeten aan de hand van de indicatoren jaarresultaat, diplomaresultaat en startersresultaat. Deze indicatoren zijn overgenomen uit het »Onderzoekskader 2021 voor het toezicht op het middelbaar beroepsonderwijs» (hierna: onderzoekskader) van de inspectie.3 Deze indicatoren zijn tot stand gekomen na veelvuldig overleg tussen het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT