Besluit van 16 augustus 2003, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC en enkele andere besluiten in verband met onder meer de introductie van de mogelijkheid voor het bevoegd gezag aan het onderwijspersoneel vergoedingen toe te kennen en verstrekkingen te doen die naar de Wet op de loonbelasting 1964 onbelast zijn

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

337

Besluit van 16 augustus 2003, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC en enkele andere besluiten in verband met onder meer de introductie van de mogelijkheid voor het bevoegd gezag aan het onderwijspersoneel vergoedingen toe te kennen en verstrekkingen te doen die naar de Wet op de loonbelasting 1964 onbelast zijn

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 7 oktober 2002, nr. WJZ/2002/33945 (2913), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

De Raad van State gehoord (advies van 19 november 2002, nr. W05.02.0449/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 13 augustus 2003, nr. WJZ/2003/35788 (2913), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 101, eerste lid, wordt na «van dit besluit» ingevoegd: , waaronder de vergoeding, bedoeld in artikel 107, vierde lid.

B

Artikel 107

komt te luiden:

Artikel 107 Belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen
  1. Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964

Staatsblad 2003 337 1

gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene vergoedingen toekennen, verstrekkingen doen, uitkeringen verstrekken, geschenken geven en zaken ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a, b, o, p en q, en artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964. 2. Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene vergoedingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a, p en q, van de Wet op de loonbelasting 1964 toekennen voor meer werken als bedoeld in het derde lid, of voor het deel waarvoor de betrokkene afziet van een of meer aanspraken als bedoeld in het vijfde lid. 3. Onder meer werken als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan: het aantal uren dat de betrokkene op zijn eigen verzoek en met instemming van het bevoegd gezag werkt buiten de voor hem geldende betrekkingsomvang. 4. De vergoeding voor meer werken wordt berekend volgens de volgende formule: (r:36,86) x (3:13) x s, waarbij «r» staat voor het totaal aantal uren meer werken en «s» staat voor het maandsalaris bij een normbetrekking. De uitkomst van de berekening wordt verhoogd met 8% en de uitkomst met inbegrip van die verhoging wordt rekenkundig afgerond op centen. De vergoeding voor meer werken, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement. 5. De aanspraken, bedoeld in het tweede lid, betreffen de aanspraken op: a. een salaris; b. een tegemoetkoming in de ziektekosten voor de betrokkene en iedere medebetrokkene, een inkomenstoeslag en een aanvullende inkomenstoeslag in de zin van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel; c. een vakantie-uitkering; d. een algemene eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 108, en e. een eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 182.

C

Na artikel 295 wordt een artikel 295a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 295

a.

Rechtskracht artikelen Rechtspositiebesluit WPO/WEC voor de periode voorafgaand aan hun inwerkingtreding 1. De artikelen 101 en 107 zijn van toepassing op het tijdvak vanaf 1 januari 2000. 2. Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, eerste lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkenen uitkeringen verstrekken, verstrekkingen doen, vergoedingen toekennen, geschenken geven en zaken ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder h, j, l, n, q tot en met w, en artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die artikelen luidden in het kalenderjaar 2000. Onverminderd de eerste volzin, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene zaken verstrekken of ter beschikking stellen voor zover de waarde ervan is bepaald in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 13, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel luidde in het kalenderjaar 2000. 3. Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, tweede lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene toekennen vergoedingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder u, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals

Staatsblad 2003 337 2

dat artikelonderdeel luidde in het kalenderjaar 2000, voor het totaal aantal uren dat de betrokkene meer gewerkt heeft of voor het deel waarvoor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT