Besluit van 11 februari 2014, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering

Besluit van 11 februari 2014, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 23 oktober 2013, nr. 440468; Gelet op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2013, nr. W03.13.0384/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 5 februari 2014, nr. 478986; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Duur van de bovenwettelijke uitkering.

  1. De uitkeringsduur van de bovenwettelijke uitkering bedraagt drie maal de uitkeringsduur zoals vastgesteld op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 4, van de Werkloosheidswet. 2. De duur van de uitkering van betrokkene die ten tijde van het ontslag 57 jaar of ouder is en een diensttijd, voor zover geldig voor pensioen, van ten minste tien jaar heeft volbracht, wordt na afloop van de termijn, voor welke die uitkering op basis van het eerste lid is toegekend, verlengd tot de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. B Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt aangevuld tot 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. 2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid. C In artikel 8, vijfde lid, wordt de zinsnede «volgend op die waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt» vervangen door: waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt. D Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De aansluitende uitkering bedraagt 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. 2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid. E Artikel 15, zesde lid, vervalt. F In artikel 18 wordt de zinsnede «het percentage 77% in plaats van 80%, 72% in plaats van 75%, 67% in plaats van 70% van het dagloon» vervangen door: het percentage 67% in plaats van 70% van het dagloon.

ARTIKEL II

Aan artikel 36k van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt een lid toegevoegd, luidende: 6. Op verzoek van de herplaatsingskandidaat wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, met maximaal een jaar verlengd indien de herplaatsingskandidaat bij het einde van deze termijn, in combinatie met de duur van de bovenwettelijke uitkering, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en, in geval van ontslag, door deze verlenging recht ontstaat op een bovenwettelijke uitkering op grond van artikel 2, tweede lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.

ARTIKEL III
  1. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, en die vóór 1 januari 2014 is herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, ontvangt bij voortdurende ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende ten hoogste vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen: a. zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing, indien hij op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot het verrichten van zijn arbeid; en b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. 2. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding, bedoeld in het eerste lid, van wie de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte heeft, ook nadat de in het eerste lid bedoelde termijn van vijf jaar is verstreken, recht op een uitkering als bedoeld in het eerste lid. 3. De uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, eindigt in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ontslag is verleend; b. met ingang van de dag volgende op die waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding is overleden.

ARTIKEL IV
  1. Ten aanzien van de betrokkene die vóór de inwerkingtreding van dit besluit recht had op een bovenwettelijke uitkering op basis van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren, blijft dat besluit van toepassing zoals het luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit. 2. Ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar die voor de inwerkingtreding van dit besluit is aangewezen als herplaatsingskandidaat als bedoeld in artikel 35d van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, en waarvan het ontslag, bedoeld in artikel 36aa van het Besluit rechtspositie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT