Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten

Besluit van 9 september 2020 tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 20 december 2019, 2019-0000216315, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat; Gelet op de artikelen 15a, tweede lid, onderdeel e, en derde lid, 23, 28, tweede lid, en 38, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 en artikel 10a, derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 februari 2020, nr. W06.19.0430/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 7 september 2020, 2020-0000159084, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Handelsregisterbesluit 2008 wordt als volgt gewijzigd: ANa artikel 35a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5b. Gegevens uiteindelijk belanghebbenden

Artikel 35

b.

  1. In het geval een natuurlijke persoon wordt aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende op grond van het houden van aandelen, stemrechten of een eigendomsbelang, wordt de omvang van het economisch belang van die uiteindelijk belanghebbende in het handelsregister aangeduid in een van de volgende klassen: a. groter dan 25 tot en met 50 procent; b. groter dan 50 tot en met 75 procent; c. groter dan 75 tot en met 100 procent. 2. In het handelsregister worden afschriften van de volgende categorieën documenten of relevante delen daarvan gedeponeerd, voor zover daaruit de aard en omvang van het economisch belang van de betrokken uiteindelijk belanghebbende blijken: a. aandeelhoudersregister; b. statuten; c. certificaathoudersregister; d. oprichtingsakte; e. andere notariële akte; f. ledenregister; g. contract van oprichting; h. inschrijving in het handelsregister; i. organogram; of j. overige relevante documenten over de aard en omvang van het gehouden economisch belang of documenten op grond waarvan de feitelijke zeggenschap kan worden uitgeoefend. BIn artikel 48 wordt voor «hoofdstuk 4» ingevoegd «artikel 15a van de wet en de in».CNa artikel 51 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 51

a.

Als bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet, worden aangewezen:a. de toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in artikel 1d, eerste lid van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, voor wat betreft de uitvoering van hun taak op grond van die wet; b. Onze Minister van Financiën in het kader van de uitvoering van zijn taak, bedoeld in de artikelen 47a en 47b van de Handelsregisterwet 2007; c. de instanties, bedoeld in artikel 1:93, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op het financieel toezicht, in het kader van hun wettelijke taken; d. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, in het kader van hun wettelijke taken; e. de Dienst Justis, het Bureau Bibob, de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst, de Koninklijke Marechaussee en de Rijksrecherche, in het kader van hun wettelijke taken.

Artikel 51

b.

  1. De gegevens, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, kunnen op verzoek van de uiteindelijk belanghebbende worden afgeschermd tegen inzage door anderen dan de Financiële inlichtingen eenheid, de bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 51a, banken en andere financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 1a, tweede en derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, en natuurlijke personen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. 2. Een verzoek tot afscherming wordt alleen toegekend indien: a. de uiteindelijk belanghebbende een persoon betreft als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 2012, niet zijnde leden van het koninklijk huis, of een persoon betreft over wier veiligheid de politie op grond van die wet waakt; of b. de uiteindelijk belanghebbende de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, door de kantonrechter onder curatele is gesteld als bedoeld in artikel 378 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, door de kantonrechter onder bewind is gesteld als bedoeld in artikel 431 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of in het buitenland handelingsonbekwaam is verklaard. 3. Indien de Kamer een verzoek als bedoeld in het eerste lid ontvangt, schermt zij de betrokken gegevens onverwijld af. De afscherming eindigt: a. in het geval het verzoek wordt afgewezen: nadat het besluit onherroepelijk is; b. in het geval het verzoek wordt toegekend op grond van het tweede lid, onderdeel a: vijf jaar na de datum van toekenning van het verzoek; c. in het geval het verzoek wordt toegekend op grond van het tweede lid, onderdeel b: de dag dat de uiteindelijk belanghebbende de leeftijd van achttien jaren bereikt of de dag dat de handelingsonbekwaamheid eindigt. 4. De termijn, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt telkens met vijf jaar verlengd voor zover de persoon op dat moment voldoet aan het tweede lid, onderdeel a. 5. Jaarlijks worden statistische gegevens gepubliceerd over het aantal afschermingen dat op grond van dit artikel is toegekend, met in begrip van de gronden waarop die afschermingen zijn toegekend.

Artikel 51

c.

De gegevens en afschriften, bedoeld in artikel 15a, tweede en derde lid, van de wet, kunnen tot tien jaar na uitschrijving van de juridische entiteit uit het handelsregister worden ingezien.

ARTIKEL II
Artikel 3

van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het zesde lid wordt «een of meer bestuurders» vervangen door «elke bestuurder» en wordt «een of meer vennoten» vervangen door «elke vennoot». 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 7. Het eerste lid, onderdeel e, en het vijfde lid zijn niet van toepassing op de personen die op grond van artikel 10a van de wet als uiteindelijk belanghebbenden moeten worden aangemerkt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 27 september 2020.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 9 september 2020Willem-AlexanderDe Minister van Financiën, W.B. HoekstraDe Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. GrapperhausDe Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Uitgegeven de eenentwintigste september 2020 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit besluit strekt tezamen met de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten tot implementatie van de verplichting tot het bijhouden en centraal registreren van informatie over de uiteindelijk belanghebbende (in het Engels «ultimate beneficial owner», afgekort UBO)1 van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. Deze verplichting vloeit voort uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn2, zoals gewijzigd door richtlijn (EU) 2018/8433 (hierna: de wijzigingsrichtlijn). De implementatie van de verplichting tot het houden van een centraal register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten kent een implementatiedeadline van 10 januari 2020.

Waar in deze nota van toelichting wordt gesproken over «de vierde anti-witwasrichtlijn» of «de richtlijn» wordt daarmee bedoeld de vierde anti-witwasrichtlijn zoals die luidt na de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn.

De verplichting tot het registreren van informatie over UBO’s van vennootschappen en andere juridische entiteiten is in artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn geregeld. De bepalingen in dit besluit betreffen enkel implementatie van dat artikel, waarbij gebruik is gemaakt van één lidstaatoptie ten aanzien van een afschermingsregime.

De Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (verder: implementatiewet) regelt de verplichting voor rechtspersonen en ondernemingen om hun UBO’s in het handelsregister te registreren. Conform de richtlijn is een deel van de gegevens van de UBO openbaar toegankelijk. In dit besluit zijn zaken omtrent het register nader uitgewerkt. Het betreft het vaststellen van de bandbreedtes waarin de omvang van het belang van een UBO wordt aangegeven, de documentatie die overlegd moet worden ter onderbouwing van de aard en omvang van het economisch belang van een UBO, de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het niet openbare deel van het register, een afschermingsregime, de toegang tot UBO-gegevens na uitschrijving van een entiteit uit het handelsregister en een uitwerking van het UBO-begrip.

§ 2. Inhoud besluit

§ 2.1. Inleiding

Zoals hierboven aangegeven, implementeert dit besluit artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Artikel 30 schrijft aan elke lidstaat voor om een register bij te houden van UBO’s van vennootschappen en juridische entiteiten. Het grootste deel van artikel 30 wordt met de implementatiewet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT