Wet van 29 december 2008 houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2008

590

Wet van 29 december 2008 houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidie om zo de inschakeling in de arbeid te bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGINGEN IN VERBAND MET RE-INTEGRATIEINSTRUMENTEN UWV

ARTIKEL I

WERKLOOSHEIDSWET.

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk VI worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 78

a.

1. Het UWV kan op aanvraag aan de werkgever die met een werknemer die langer dan 12 maanden recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II, die niet ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, en die een indicatiebeschikking heeft als bedoeld in het derde lid, een dienstbetrekking, niet zijnde een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening aangaat of is aangegaan na de inwerkingtreding van de Wet stimulering arbeidsparticipatie, subsidie voor loonkosten verlenen indien de dienstbetrekking een overeengekomen duur van ten minste twaalf maanden heeft. 2. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreft, verstrekt het UWV slechts subsidie indien de derde, in wiens opdracht de werknemer ter beschikking wordt gesteld om arbeid te

Staatsblad 2008 590 1

verrichten, zich jegens de werkgever verplicht de werknemer tenminste twaalf maanden arbeid te laten verrichten. Indien de uitzendovereenkomst binnen deze twaalf maanden wordt gevolgd door een dienstbetrekking bij de derde, voor ten minste de resterende duur van de twaalf maanden, kan het UWV op aanvraag aan die derde loonkostensubsidie verstrekken voor maximaal de resterende duur van de twaalf maanden. 3. Het UWV kan van de werknemer vaststellen dat hij in aanmerking komt voor toepassing van het eerste lid, indien het UWV van oordeel is dat met het oog op de inschakeling in de arbeid geen andere voorziening of instrument meer geschikt is. De vaststelling, bedoeld in de eerste zin, geschiedt bij indicatiebeschikking. 4. Het UWV verstrekt de subsidie slechts: a. indien naar het oordeel van het UWV reële behoefte bestaat aan de arbeid die op grond van de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, zal worden verricht en die arbeid geen additionele arbeid betreft; b. indien er naar het oordeel van het UWV een reëel uitzicht is op continuering van de dienstbetrekking voor ten minste zes maanden na afloop van de periode waarover de loonkostensubsidie wordt verstrekt, dan wel op een op die dienstbetrekking aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste zes maanden; c. indien ten behoeve van de werknemer in de vijf jaar voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in het derde lid, niet eerder loonkostensubsidie op grond van dit artikel, of artikel 65i van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of het Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden is verstrekt; en d. indien de werknemer in de zes maanden voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in het derde lid, geen werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 76a, artikel 65g van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67e van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 59h van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft verricht. 5. Onder additionele arbeid als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, wordt verstaan primair op de arbeidsinschakeling gerichte arbeid of het naast of in aanvulling op reguliere arbeid verrichten van werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. 6. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van deze wet. Het bedrag, bedoeld in de eerste zin, wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van laatstgenoemde wet. 7. De subsidie kan voor maximaal twaalf maanden worden verstrekt. 8. Indien de werknemer, bedoeld in het eerste lid, ziekengeld ontvangt op grond van de Ziektewet wordt het, naar werkdagen herleide, aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, verminderd met dit ziekengeld. In afwijking van de eerste zin wordt het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, niet verminderd met het ziekengeld dat wordt uitgekeerd op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet. 9. Indien aan een werkgever met betrekking tot dezelfde werknemer loonkostensubsidie wordt verstrekt en, op grond van artikel 47 van de Wet financiering sociale verzekeringen, een premievrijstelling geldt, wordt het aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, verminderd met het bedrag van de premievrijstelling, bedoeld in artikel 47 van de Wet financiering sociale verzekeringen. 10. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, is aangegaan alvorens een aanvraag om subsidie voor loonkosten met betrekking tot die dienstbetrekking wordt ingediend, wordt de aanvraag om subsidie

Staatsblad 2008 590 2

uiterlijk binnen drie maanden na de eerste dag van het verrichten van arbeid ingediend. 11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel, welke regels betrekking kunnen hebben op: a. nadere subsidievoorwaarden; en b. een subsidieplafond. 12. Voor het bepalen van het tijdvak van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, worden perioden meegeteld waarin ten hoogste gedurende vier weken geen recht op uitkering bestaat.

Artikel 78

b.

Artikel 78

a is van overeenkomstige toepassing op de persoon die recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten.

Artikel 78

c.

Het UWV kan de werknemer, die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II, en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar. Artikel 10a, tweede tot en met tiende lid, van de Wet werk en bijstand is van overeenkomstige toepassing.

B

Aan hoofdstuk XB worden twee artikelen, waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

Artikel 130

PM (artikelnummer hangt af van nummering andere wetsvoorstellen).

1. Artikel 78a vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 2. Artikel 78b vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 130

PM (artikelnummer hangt af van nummering andere wetsvoorstellen).

De loonkostensubsidie die voor de dag van inwerkingtreding van de Wet stimulering arbeidsparticipatie, op grond van het Tijdelijk besluit brugbanen herbeoordeelden, is verstrekt aan een werkgever ten behoeve van een persoon die op de dag voor aanvang van die gesubsidieerde dienstbetrekking recht had op een uitkering op grond van deze wet en geen recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, wordt aangemerkt als loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 78a.

ARTIKEL II

WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN.

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 3A worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Staatsblad 2008 590 3

Artikel 67

f Loonkostensubsidie.

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de werkgever die met een persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en die een indicatiebeschikking heeft als bedoeld in het derde lid, een dienstbetrekking, niet zijnde een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening, aangaat of is aangegaan na de inwerkingtreding van de Wet stimulering arbeidsparticipatie, subsidie voor loonkosten verlenen indien de dienstbetrekking een overeengekomen duur van ten minste twaalf maanden heeft. 2. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreft, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen slechts subsidie indien de derde, in wiens opdracht de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ter beschikking wordt gesteld om arbeid te verrichten, zich jegens de werkgever verplicht die persoon tenminste twaalf maanden arbeid te laten verrichten. Indien de uitzendovereenkomst binnen deze twaalf maanden wordt gevolgd door een dienstbetrekking bij de derde, voor ten minste de resterende duur van de twaalf maanden, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag aan die derde loonkostensubsidie verstrekken voor maximaal de resterende duur van de twaalf maanden. 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan van de persoon die recht heeft op een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT