Planwet verkeer en vervoer

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterVervoersrecht
CourtInfrastructuur en Milieu

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Wet van 25 mei 1998, houdende regels inzake plannen op het terrein van het verkeer en het vervoer (Planwet verkeer en vervoer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor het voeren van een samenhangend verkeers- en vervoerbeleid, waarbij de drie bestuurslagen zijn betrokken, een planstructuur te introduceren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Onze Ministers: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat tezamen met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan: de nationale doelstellingen en de andere onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerbeleid, die in dit plan als zodanig worden aangemerkt;

essentiële onderdelen van het provinciale verkeers- en vervoerplan: provinciale doelstellingen en andere onderdelen van het provinciale verkeers- en vervoerbeleid die een uitwerking vormen van de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan.

Paragraaf 2. Het nationale verkeers- en vervoerplan
Artikel 2
  • 1 Er is een nationaal verkeers- en vervoerplan, dat richting geeft aan de te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Voor zover een nationaal verkeers- en vervoersplan het karakter heeft van een structuurvisie, wordt dit in het plan bepaald en is artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening hierop van toepassing.

  • 2 Het nationale verkeers- en vervoerplan wordt voorbereid door Onze Minister, die daartoe in overleg treedt met gedeputeerde staten en de colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 3
  • 1 Het plan bevat de hoofdzaken van het nationale verkeers- en vervoerbeleid.

  • 2 In het plan wordt rekening gehouden met de mogelijke economische, milieu-, ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, alsmede met de van belang zijnde internationale ontwikkelingen.

  • 3 Het plan bevat in ieder geval:

    • a. de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerbeleid;

    • b. een beschrijving van de te verwachten activiteiten van Rijk, provincies en gemeenten;

    • c. de afstemming met aangrenzende beleidsterreinen, zoals economie en milieu;

    • d. de fasering, de prioriteitsstelling en een indicatie van de bekostiging van de uitvoering;

    • e. de termijn waarbinnen het provinciale plan moet worden vastgesteld of herzien.

Artikel 4
  • 1 Het door het Rijk te voeren beleid wordt neergelegd in een afzonderlijk hoofdstuk van het nationale verkeers- en vervoerplan.

  • 2 Het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport, bedoeld in artikel 4 van de Wet Infrastructuurfonds, geldt tevens als uitvoeringsprogramma van het in het eerste lid bedoelde hoofdstuk.

Paragraaf 3. Het provinciale verkeers- en vervoerplan
Artikel 5
  • 1 Provinciale staten stellen een of meer provinciale verkeers- en vervoersplannen vast, die richting geven aan de door provinciale staten en gedeputeerde staten te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Provinciale staten nemen hierbij de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoersplan in acht.

  • 2 Het plan bevat de hoofdzaken van het door de provincie te voeren verkeers- en vervoerbeleid.

  • 3 Het plan bevat in ieder geval:

    • a. de uitwerking van de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan;

    • b. de afstemming met andere beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, economie en milieu;

    • c. de fasering, de prioriteitsstelling en een indicatie van de bekostiging van de uitvoering en van de voor gemeenten beschikbare middelen;

    • d. de termijn waarvoor het plan geldt;

    • e. de termijn waarbinnen het gemeentelijk beleid in overeenstemming moet zijn gebracht met het plan.

  • 4 Voor afloop van de in het derde lid, onder d, bedoelde termijn stellen provinciale staten een nieuw provinciaal verkeers- en vervoerplan vast.

  • 5 In het plan geven provinciale staten in ieder geval aan, in hoeverre het voorgenomen beleid leidt tot aanpassing van het provinciale ruimtelijke beleid of het provinciale milieubeleid en in hoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn een of meer geldende structuurvisies als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening, het geldende provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Wet milieubeheer, of het geldende regionale waterplan, bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet, te herzien.

Artikel 6
  • 1 Gedeputeerde staten betrekken bij de voorbereiding van het provinciale verkeers- en vervoersplan de naar hun oordeel meest belanghebbende bestuursorganen. Daartoe behoren in ieder geval Onze Minister, de colleges van burgemeester en wethouders...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT