Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

Besluit van 15 oktober 2018, houdende regels inzake de rechtspositie van staten- en commissieleden, gedeputeerden, commissarissen van de Koning, raads- en commissieleden, wethouders, burgemeesters en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitters van de waterschappen (Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juli 2018, nr. 2018-0000382887; Gelet op de artikelen 43, eerste, tweede en achtste lid, 61d, 65, eerste, tweede en zevende lid, 72, 77, 93, vierde lid, en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 44, eerste, tweede en achtste lid, 66, eerste, tweede en zevende lid, 73, 79, 95, vierde lid, en 96, derde lid, van de Gemeentewet en de artikelen 32a, vierde lid, 44, eerste en zevende lid, 48, zevende lid, en 49, eerste lid, van de Waterschapswet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 september 2018, no. W04.18.0192/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 oktober 2018, nr. 2018-0000814574; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1

Begripsomschrijvingen.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;b. gedeputeerde staten:

college van gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie.

HOOFDSTUK 2 PROVINCIES

AFDELING 2 1 ALGEMEEN Artículo 2.1
Artikel 2.1

Begripsomschrijvingen.

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. statenlid:

lid van provinciale staten;b. voorzitter:

voorzitter van provinciale staten;c. fractievoorzitter:

statenlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dit lid fractievoorzitter is dan wel enig lid van een fractie; d. commissielid:

lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd; e. gedeputeerde:

lid van gedeputeerde staten;f. commissaris:

commissaris van de Koning.

Artikel 2.2

(leeg)

Artikel 2.3

(leeg)

Artikel 2.4

(leeg)

Artikel 2.5

(leeg)

AFDELING 2 1 STATENLEDEN Artículos 2.1.1 a 2.1.13

Paragraaf 1 Beloning statenlid

Artikel 2.1.1

Vergoeding voor de werkzaamheden.

  1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een vergoeding voor de werkzaamheden van € 1.163,75 per maand. 2. Een statenlid dat in de loop van een maand is beëdigd of in de loop van een maand is afgetreden of overleden, ontvangt de vergoeding voor de werkzaamheden naar evenredigheid van de periode van uitoefening van het lidmaatschap in de bedoelde maand. 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. 4. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het statenlid op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 2.1.2

Toelage lid vertrouwenscommissie en rekenkamerfunctie.

  1. Aan een statenlid dat lid is van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 61, derde lid, van de Provinciewet, dan wel de rekenkamerfunctie uitoefent, bedoeld in artikel 79p van de Provinciewet, wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie of de duur van de uitoefening van de rekenkamerfunctie per jaar ten laste van de provincie een toelage verleend van € 120 per maand. 2. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris de duur van de activiteiten vast. 3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het bedrag in het eerste lid bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 2.1.3

Toelage lid onderzoekscommissie.

  1. Aan een statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de provincie een toelage toegekend, waarvan de hoogte bij verordening wordt bepaald, maar die per jaar ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, bedraagt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris de duur van de activiteiten vast.

Artikel 2.1.4

Toelage lid bijzondere commissie.

  1. Indien provinciale staten besluiten ter uitvoering van hun taken en verantwoordelijkheden een bijzondere commissie in te stellen met een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag dat die niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een statenlid geacht kunnen worden te behoren, kunnen zij bij verordening besluiten aan de statenleden die lid zijn van die commissie ten laste van de provincie een toelage toe te kennen van maximaal € 120 per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie per maand. 2. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris de duur van de activiteiten vast. 3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het bedrag in het eerste lid bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 2.1.5

Toelage fractievoorzitter.

  1. De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap verhoogd met een toelage van € 70 per maand, vermeerderd met € 10 voor elk statenlid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste € 150 per maand. 2. Voor zover het fractievoorzitterschap in de loop van de maand begint of eindigt, wordt de toelage, bedoeld in het eerste lid, voor die maand naar evenredigheid van de duur van het fractievoorzitterschap toegekend. 3. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris vast: a. hoeveel leden een fractie telt, en b. de duur van het fractievoorzitterschap. 4. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, worden de bedragen in het eerste lid bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Paragraaf 2 Vergoedingen en voorzieningen statenlid

Artikel 2.1.6

Onkostenvergoeding.

  1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een onkostenvergoeding voor de aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten van € 170,17 per maand. 2. Een statenlid dat in de loop van een maand is beëdigd of in de loop van een maand is afgetreden of overleden, ontvangt de onkostenvergoeding naar evenredigheid van de periode van uitoefening van het lidmaatschap in de bedoelde maand. 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 2.1.7

Reiskostenvergoeding.

  1. Een statenlid heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en commissies, en b. reis- en verblijfkosten voor reizen zowel binnen de provincie als daarbuiten, gemaakt voor de uitoefening van de functie. 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraken op grond van dit artikel.

Artikel 2.1.8

(leeg)

Artikel 2.1.9

Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  1. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat de statenleden eenmaal per jaar een bedrag ontvangen ter hoogte van het bedrag van de vergoeding van hun werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, voor één maand, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. 2. Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte op grond van artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 2.1.10

Ziek...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT