Besluit van 20 februari 2002, houdende wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 in verband met kwijtschelding van de aanvullende beurs

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

132

Besluit van 20 februari 2002, houdende wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 in verband met kwijtschelding van de aanvullende beurs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 13 december 2001, nr. WJZ/2001/29982 (1714), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 1.1, eerste lid, 2.2, onderdeel c, en 6.2, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 en artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

De Raad van State gehoord (advies van 31 januari 2002, nr. W05.010677/ III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschappen van 14 februari 2002, nr. WJZ/2002/5215 (1714), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BSF 2000

Het Besluit studiefinanciering 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1

komt als volgt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen
  1. In dit besluit wordt verstaan onder: aflosfase: aflosfase, bedoeld in artikel 6.7 van de wet, en wet: Wet studiefinanciering 2000. 2. In hoofdstuk 3a van dit besluit wordt verstaan onder aanvullende beurs: toegekende en uitbetaalde aanvullende beurs als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, van de wet.

B

Het opschrift van artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2 Gecorrigeerde belastbare minimumloon.

Staatsblad 2002 132 1

C

Artikel 3

wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel a, onder ten 3°, komt als volgt te luiden: 3°. verblijf ter adoptie of als pleegkind of als gevolg daarvan voortgezet verblijf,. 2. Onderdeel c komt als volgt te luiden: c. op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet,. 3. In onderdeel f wordt na «een tegemoetkoming» ingevoegd: is verstrekt.

D

Na hoofdstuk 3 wordt ingevoegd hoofdstuk 3a, luidende:

HOOFDSTUK 3a KWIJTSCHELDING AANVULLENDE BEURS
Artikel 12

a. Reikwijdte partnerbegrip.

  1. In aanvulling op het begrip partner, genoemd in artikel 1.1, eerste lid, van de wet, is in dit hoofdstuk slechts sprake van partner van de debiteur indien in het eerste jaar van de aflosfase het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding een tijdvak van meer dan 6 maanden omvat. 2. Voor de toepassing van dit besluit is van een gezamenlijke huishouding slechts sprake in de gevallen genoemd in artikel 1.1, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet.

Artikel 12

b. Gehele kwijtschelding voor debiteur zonder partner.

Gehele kwijtschelding van de aanvullende beurs kan plaatsvinden indien het gecorrigeerd verzamelinkomen van de debiteur zonder partner in het eerste jaar van de aflosfase gelijk is aan of lager is dan 1,5 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon.

Artikel 12

c. Gedeeltelijke kwijtschelding voor debiteur zonder partner.

  1. Gedeeltelijke kwijtschelding van de aanvullende beurs kan plaatsvinden indien het gecorrigeerd verzamelinkomen van de debiteur zonder partner in het eerste jaar van de aflosfase hoger is dan 1,5 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon en lager is dan 2 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon. 2. De hoogte van de kwijtschelding tussen 1,5 en 2 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon neemt in evenredigheid af tot nihil naarmate het gecorrigeerde verzamelinkomen hoger is.

Artikel 12

d. Gehele kwijtschelding voor debiteur met partner.

Gehele kwijtschelding van de aanvullende beurs kan plaatsvinden indien het gecorrigeerd verzamelinkomen van de debiteur en diens partner in het eerste jaar van de aflosfase gelijk is aan of lager is dan 2 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon.

Staatsblad 2002 132 2

Artikel 12

e. Gedeeltelijke kwijtschelding voor debiteur met partner.

  1. Gedeeltelijke kwijtschelding van de aanvullende beurs kan plaatsvinden indien het gecorrigeerd verzamelinkomen van de debiteur en diens partner in het eerste jaar van de aflosfase hoger is dan 2 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon en lager is dan 2,5 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon. 2. De hoogte van de kwijtschelding tussen 2 en 2,5 maal het gecorrigeerde belastbare minimumloon neemt in evenredigheid af tot nihil naarmate het gecorrigeerde verzamelinkomen hoger is.

Artikel 12

f. Aanvraag en tijdstip kwijtschelding.

  1. De IB-Groep neemt een aanvraag die wordt ingediend voor 1 november van het tweede jaar van de aflosfase, niet eerder dan op die datum in behandeling, waarbij 1 november geldt als datum van indiening. 2. De IB-Groep besluit binnen 8 weken na de indiening van een aanvraag van een debiteur om kwijtschelding van de aanvullende beurs. 3. De IB-Groep neemt een aanvraag die wordt ingediend na het einde van de diplomatermijn, genoemd in artikel 5.5 van de wet, niet in behandeling. 4. Het kwijt te schelden bedrag wordt aan de aanvrager uitbetaald indien verrekening niet mogelijk is.

ARTIKEL II WIJZIGING BTOS

Het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3

wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, wordt toegevoegd: of. 2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «, of» vervangen door een punt. 3. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt. 4. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt aan het slot: of. 5. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de punt aan het slot vervangen door: , of. 6. In het tweede lid wordt na onderdeel b ingevoegd onderdeel c, luidende: c. hoofdstuk 5 van de wet en houder is van een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, die verleend is onder de beperking verrichten van arbeid.

B

Voor artikel 11 wordt ingevoegd:

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN Artículos 6.2 a 8
ARTIKEL III INWERKINGTREDING
  1. Dit besluit treedt voor wat betreft artikel I, onderdelen A en D, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de

    Staatsblad 2002 132 3

    1 Stb. 2000, 329, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 2001, Stb. 341.

    2 Stb. 2001, 341.

    Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

    datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2001. 3. De artikelen I, onderdeel C, en II treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2001.

    Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

    's-Gravenhage, 20 februari 2002 Beatrix

    De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L. M. L. H. A. Hermans

    Uitgegeven de veertiende maart 2002

    De Minister van Justitie, A. H. Korthals

    STB7041 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2002

    Staatsblad 2002 132 4

    NOTA VAN TOELICHTING

  2. ALGEMEEN

    1.1. Inleiding

    Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) in de Tweede Kamer is het amendement Hamer c.s. (Kamerstukken II 1999-2000, nr. 26 873, nr. 57) aangenomen. Dit amendement strekt ertoe (aldus de toelichting op het amendement) de specifieke groep studenten die naast een prestatiebeurs (bedoeld is: een basisbeurs) een aanvullende beurs heeft genoten en na afloop van de diplomatermijn niet aan de prestatie-eisen heeft voldaan, het gedeelte van de aanvullende beurs als lening kwijt te schelden. Op deze manier...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT